Í Reykjavíkurborg
Sinds augustus mag ik mijzelf Reykvíkingur noemen, de nogal intens klinkende naam voor een inwoner van de meest noordelijk gelegen hoofdstad in de wereld: Reykjavík. De stad aan de rokerige baai is niet het meest typische voorbeeld van een wereldstad, wellicht het best omschreven door Gyrðir Elíasson in de novelle Infernó als een “smáborg sem er að reyna að sýnast svo stór”– een kleine stad die poogt er zo groot uit te zien. Het heeft dan vaak ook meer weg van een provinciaal stadje, maar is tegelijkertijd ook verrassend modern en internationaal. Wat heeft ervoor gezorgd dat Bæinn, het dorp, zo’n uniek karakter heeft gekregen?