Het verscheepte Deens: IJsland

De drie eilanden op de Noord-Atlantische Oceaan mogen dan wel niet veel gemeen hebben door hun verschillende culturen, volkeren en volkstalen, maar toch was er eeuwenlang iets dat de drie eilanden met elkaar verbond: het Deens. In het algemeen was dit tegen wil en dank. Het succes van het Deens om de harten te veroveren van de Groenlanders, Faeröerders en IJslanders verschilde tamelijk en zeker tegenwoordig begint de afgunst tegenover het Deens in alle drie de voormalige overzeese gebieden te groeien. Dit is echter zeker niet altijd zo geweest; lange tijd nam het Deens een belangrijke plek in het alledaagse leven in. Het was de taal van cultuur, politiek maar vooral die van ontwikkeling. Geen wonder dat op alle drie de eilanden ooit het idee is ontstaan om de volkstaal volledig achter te laten en daarvoor in de plaats het Deens tot nieuwe hoofdtaal te verheffen onder overmoedige Deense ambtenaren en lokale hoge heren. Voor veel van de elites op deze eilanden was het duidelijk dat de eilanden als onderdeel van het Deense koninkrijk maar beter dezelfde taal konden spreken, aangezien ze toch al dezelfde koning dienden en God aanbeden. Toch is dit in geen van de drie gebieden gebeurd en lijkt uiteindelijk de volkstaal, al dan niet na een lange strijd, het te winnen van het Deens. De invloed die het Deens uiteindelijk heeft gehad is echter niet te onderschatten en is blijvend tot de dag van vandaag. In deze driedelige serie zullen alle drie de Noord Atlantische eilanden behandeld worden. Gekeken zal worden naar hoe het Deens verscheept is over de Atlantische Oceaan, hoe het vervolgens ontvangen is door de lokale bevolkingen en of het Deens uiteindelijk écht de kans heeft gekregen om de drie eilanden talig te veroveren. In deze editie wordt gekeken naar het land dat geprobeerd heeft het Deens met klinische precisie weg te poetsen: IJsland.

Illustraties: Rick van Staten

Of je de romantische kijk op de geschiedenis neemt, waarbij dappere heldhaftige Noren de wreedheid van Harald Schoonhaar ontvluchtten, of de meer realistische kijk neemt, waarbij het eiland langzamerhand gekoloniseerd werd door onbelangrijke boeren; de eerste Scandinaviërs vestigden zich op IJsland rond 850. Dit waren veelal Noren uit het Westland en lange tijd was er sprake van een gemeenschappelijke Noors-IJslandse culturele sfeer. Op IJsland werd echter politiek grote afstand genomen van het voormalige thuisland en een eigen onafhankelijk bestuur opgezet met de stichting van het Alþingi op Þingvellir. Het land werd bestuurd door lokale heersers die een groep boeren onder hun hoede nam, al werden dit er steeds minder en kwam daardoor alsmaar meer macht te liggen bij een besloten groep hoge heren die makkelijk te beïnvloeden bleek. Met de komst van het christendom nam de druk op het eiland vanaf het vasteland toe, met name ingezet vanuit Noorwegen door de fanatiek kerstenende koning Ólafr Tryggvason. De invoering van het christendom was in werkelijkheid ook vooral een weg voor de Noorse koningen om hun wil en wetten op te leggen aan hun “verloren zonen”. Lokale heersers die op de knieën vielen voor de Noorse kroon werd al het goeds beloofd. Hoewel op IJsland het christendom vredig werd ingevoerd in het jaar 1000 per besluit van het Alþingi, werden de groeiende conflicten tussen de belangrijkste heersers op het eiland gebruikt door de Noorse koning totdat het zich in 1262 officieel onderwierp na een lange burgeroorlog. De trotse IJslandse maatschappij lag aan diggelen en leunde daardoor nog sterker op steun uit Noorwegen. Een akkoord werd aangegaan met de Noorse kroon die de handel verzekerde tussen IJsland en het Europese vasteland. In ruil hiervoor, bogen de IJslanders uiteindelijk definitief het hoofd voor de Noorse kroon. Het was een start van een dynamiek die de toekomst van het eiland, het IJslands en de rol die het Deens er uiteindelijk in zou spelen bepaalde.

Na de overname van IJsland door de Noorse kroon
veranderde in het eerste geval vrij weinig. Ten tijde
van de overname spraken Noren en IJslanders
nog een vergelijkbare taal. Daarnaast werd er door
de Noren vooral gebruik gemaakt van reeds aanwezige
mannen van gewicht. Ook toen in praktijk de Denen het voor het zeggen kregen op het eiland in 1380, toen Noorwegen in een personele unie met Denemarken terecht kwam, bleef het grootste deel van de bestuurlijke administratie IJslands. IJsland kende toentertijd al een uitgebreid bestuursstelsel waar de Noren en Denen weinig aan tornden tot ver in de 16e eeuw. Met de komst van de Reformatie werd de invloed die de Denen hadden op het land uiteindelijk toch groter en werden meer posities vervuld door Deense ambtenaren,

zeker als het ging om de allerhoogste. De taal van de kerk werd echter IJslands, omdat er al een rijke kerkelijke traditie was op het eiland waarbij ook veel christelijke (maar ook wereldse) literatuur in de landstaal werd geproduceerd. Het politieke bestuur werd wel een stuk Deenser. Bijna alle landshoofden van IJsland waren Deens, op twee na, tot de invoering van zelfbestuur. Alhoewel de invloed van de Denen toenam, bleef IJsland wettelijk gezien losstaan van Denemarken en had het eigen wetgeving onder dezelfde koning.

In 1687 werd echter de Noorse wet opgelegd op het eiland, geschreven in het Deens. In de tussentijd waren de vastelandstalen sterk veranderd door talige invloeden van hun belangrijkste invloedrijke handelspartners. Onder invloed van het Nederduits en Nederlands waren Noors en Deens inmiddels zo ver verwijderd van het IJslands dat er geen sprake was van een gemeenschappelijk verstaanbare taal. De IJslandse elite, priesters en ambtenaren moesten dusdanig Deens kennen om de wet te handhaven, waarmee het belang van het Deens groter was geworden. De vraag is of dit in werkelijkheid veel betekende, omdat oudere IJslandse wetboeken nog lange tijd gebruikt werden naast de ingevoerde Noorse wet. De IJslandse bestuurslaag deed uiteindelijk vrij weinig om zich werkelijk te houden aan de bestuurlijke veranderingen en ondanks dat de wet nu geschreven was in het Deens, moest deze gecommuniceerd worden met een bevolking die deze taal allesbehalve machtig was. Dusdanig bleef het IJslands altijd de hoofdtaal in het bestuur, ook al werd het Deens gebruikt om te communiceren met Deenstalige medebestuurders en de regering in Kopenhagen.

Opmerkelijk genoeg vonden IJslandse bestuurders het geen probleem om het Deens te gebruiken en zagen de positie van IJsland binnen het rijk en het Deens als talig glijmiddel als niets anders dan vanzelfsprekend. Opmerkelijker echter is hun houding tegenover de rol die het Deens diende te hebben op het eiland. Het Deens was de taal van de elite, bedoeld om communicatie met het centrum in Kopenhagen mogelijk te maken. Het was echter vooral niet de bedoeling dat de gewone IJslander de taal zou leren, anders zou het IJslands te erg beïnvloed worden door vreemde elementen. Zelf spraken zij het meest gebroken IJslands van hen allemaal, waarbij ze zonder al te veel moeite Deense woorden met IJslandse spelling opschreven en zelfs grammatica overnamen. Terwijl een IJslandse boer het wellicht had over zijn lunch als “hádegismatur”, had de elite het liever over “fraukost” (Deens: frokost). Een typisch geval van

elitaire hypocrisie, waarbij vooral het instand-houden van hun eigen positie als belangrijkste gold. Het toont echter wel aan dat het IJslands als taal erg belangrijk werd gevonden en het behoud ervan een prioriteit was. Het is een houding die sterk op het eiland is gebleven en met enige regelmaat leidt tot een rituele reiniging van het IJslands om alle buitenlandse, vooral Deense, invloeden te verwijderen.

Zeker de laatste paar jaren voor de onafhankelijkheid zouden er grote taalreinigingen plaatsvinden waar-door vrijwel alle Deense leenwoorden die geïntegreerd waren in de spreektaal vervangen werden door nieuwe

of oude IJslandse vervangers. Vandaag de dag zijn er echter nog wat woorden achtergebleven, al is het een bonte groep woorden die weinig met elkaar te maken hebben, waaronder kúnni (klant), huggulegur (hyggelig/gezellig) of pylsa (worst).

De grootste invloed die het Deens uiteindelijk zou hebben zou niet veroorzaakt worden door directe politieke inmenging, maar als resultaat van de Deense handelsmonopolie. Deense handelaren waren de enigen die op het eiland de dienst mochten uitmaken en kregen daardoor een belangrijke rol op het eiland. Zij waren de enige die IJslanders mochten bevoorraden met alles wat van buiten het eiland af moest komen. Ze bleven echter altijd met zekere afstand van de “normale” IJslandse maatschappij. Ze mochten ‘s winters niet op het eiland verblijven en waren anders gekleed. Dit was grotendeels om IJsland IJslands te houden: er moest ‘s winters gevist worden, er moesten niet te veel schulden opgebouwd worden door te handelen met Denen en IJslanders dienden zich te kleden in IJslandse kledij. Er moest vooral sprake zijn van een duidelijk verschil tussen beide groepen. Dat betekende niet dat beide groepen elkaar niet toch probeerden te benaderen. Ook talig gebeurde dit, waarbij IJslanders gebrekkig Deens en Denen gebrekkig IJslands probeerden voort te brengen, zoals wel vaker blijkt te gebeuren in internationale handelssituaties.

Met afschaffing van de handelsmonopolie en de invoering van vrijhandel kwamen er nog meer Denen, waardoor het Deens leren onder IJslanders alsmaar aantrekkelijker werd. IJslandse boeren die dichtbij steden woonden, begonnen zich dan ook “Deenser” te gedragen, omdat dit gezien werd als modern en modieus. Dit vond de IJslandse elite, ondanks hun eigen verdeenste gedrag en uiterlijk, helemaal niet kunnen. Zij vonden dat IJslanders zich dienden te houden aan hun IJslandse gewoontes en taal. Deens was daardoor voornamelijk een taal die de tweedeling tussen de verdeenste elite en de IJslandse lokale bevolking aangaf. Het gebruiken van Deens door de lagere klassen werd dan ook gezien als een inbreuk op de sfeer van de politieke en culturele elite. Toen de Deense koning weer een IJslands wetboek liet invoeren in 1688 was het grootste verzet hiertegen nota bene onder de IJslandse bestuurlijk elite, die niet wilde dat het gewone volk op enige manier betrokken werd in het bestuur van het land. Het bestuur moest ontoegankelijk blijven en de grootste hindernis was hierin het Deens. Uiteindelijk werd het wetboek toch ingevoerd en langzamerhand begon er ook van binnenuit de elite de wens op te komen tot een uitgebreider gebruik van de eigen moedertaal.

Het Deens kreeg uiteindelijk voornamelijk een belangrijke invloedrijke rol in de langzaamaan ontstaande handelsplaatsen, met als belangrijkste middelpunt het jonge Reykjavík. Ondanks dat de toekomstige hoofdstad in 1801 slechts 307 inwoners had, ontstond hier al snel een stedelijke cultuur. Deze cultuur ontstond rondom de groeiende industrie (wolverwerking) en nijverheid waar ook veel buitenlandse kennis voor nodig was, met name uit Denemarken. Het is dan ook niet vreemd dat de meeste invloed die het Deens zou hebben op het IJslands binnen de sferen van fabrieksarbeid en het stedelijke leven zou zijn. Met de komst van allerlei instituties naar Reykjavík later in de 19e eeuw kwamen ook de geleerde IJslanders, die met een nostalgische kijk op hun studietijd in Kopenhagen maar al te graag de grootstedelijke allure brachten naar het ratjetoe aan boerderijen. Er ontstond een elite die deels bestond uit Deense koopmannen en industriëlen en deels uit IJslandse bestuurders; Een machtige en toonaangevende elite wiens levensstijl, gebruiken en taal gekenmerkt was door hun Deense karakter. Het Deens kreeg in deze tijd uiteindelijk zijn symbolische waarde op IJsland als de taal van het geraffi neerde, het stedelijke en het hoogwaardige; de taal van de hufflegheit (hoffelijkheid), konsert (concerten) en mublur (meubels).

Terwijl het Deens een prestigieuze taal werd op IJsland, werd IJslands juist een prestigieuze taal
in Denemarken. Als taal die het minst veranderd was ten opzichte van het Oudnoords werd IJslands een levend bewijs van de gezamenlijke Scandinavische Vikingtijd-geschiedenis. Uit de IJslandse saga’s, die een IJslandssprekende van vandaag de dag met enige moeite prima kan

lezen, werden de heldhaftige daden van de voorouders van niet alleen IJslanders, maar ook Denen, Zweden en Noren zichtbaar. De interesse in de saga’s groeide enorm uit in de 19e eeuw onder invloed van de Romantiek en de nationalistische golf die neerdonderde op het hoge noorden. Hierdoor was er sprake van twee invloeden op de verhouding tussen Denemarken en IJsland en de talige invloeden die het tot gevolg had. Enerzijds was er een hoge mate van respect ontstaan in de Deense hoge klassen voor (wat zij zagen als) het eeuwenoude IJslands, waardoor extensieve danificatie en bredere invoering van het Deens definitief werd stopgezet. Tegelijkertijd zorgde het

ervoor dat het land absoluut geen afstand wilde doen van IJsland, omdat het de belangrijkste culturele en historische bron was voor de Deense natie.

Desalniettemin dachten de IJslanders daar anders over en werd na veel gesteggel de soevereiniteit van IJsland in 1918 een feit. Hiermee werd IJsland formeel een eigen staat, met een eigen grondwet en regering, alhoewel de koning van Denemarken zichzelf nu ook de koning van IJsland mocht gaan noemen. Hiermee eindigde de politieke druk vanuit Denemarken voor het gebruik van Deens, aangezien de taal niet meer nodig was voor het dagelijks bestuur van het land. Echter bleven de culturele invloeden sterk, aangezien het meeste vermaak altijd nog uit Denemarken kwam. Tot 1940, toen de Britten IJsland uit voorzorg voor een mogelijke Duitse aanval bezetten, kwamen de meeste (modieuze) tijdschrift en, films en boeken per boot uit Denemarken. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn de Donald Duck-strips, die pas in 1983 verschenen in het IJslands, waardoor kinderen al vroeg leerden Deens te lezen. Ook moest men nog lange tijd naar Denemarken gaan om verder te komen in het hoger onderwijs. Al was in 1911 de Universiteit van IJsland opgericht, bood deze niet alle studies aan die nodig waren voor de verdere ontwikkeling van het eiland. De meeste mensen verlieten daardoor alsnog na hun middelbareschooltijd het eiland om in Kopenhagen te studeren. Deens was voor hen gelukkig al sinds de invoering van een uitgebreid schoolsysteem een verplicht schoolvak. Ook al is het een bekende spijbelsmoes op IJsland om te zeggen dat je gestorven bent aan verveling in de lessen Deens, boden deze lessen wel de mogelijkheid om met gemak verder te studeren. Deens bleef ook na de onafhankelijkheid een taal die mogelijkheden bood, zowel voor persoonlijke, culturele en wetenschappelijke ontwikkeling.

Na 1945 kreeg het Deens echter een concurrent. Met de eerdergenoemde Britse en latere Amerikaanse bezetting van IJsland doet het Engels voor het eerst massaal zijn intrede in de IJslandse maatschappij; en maakt onmiddellijk grote golven. Door het opzetten van een

Amerikaanse legerbasis, waar de troepen ook het nodige plezier dienden te kunnen beleven, werd er een Amerikaans radio- en televisiestation opgezet in Keflavík. IJslanders kwamen zo voor het eerst in contact met allerlei Engelstalige media die al snel onder hen aan populariteit wonnen. Vanaf 1945 zou het Engels steeds meer de rol overnemen die het Deens ooit had vervuld op het eiland. Niet Deense, maar vooral Engelstalige media zouden nu de principiële talige import uitmaken. Ook werd Engels een vak op de middelbare school en vertrekken daardoor IJslanders tegenwoordig niet alleen nog maar naar Denemarken om een opleiding te volgen, maar ook naar het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten. De ware doodslag voor het belang van het Deens op

het sagaeiland zou echter de toenemende golf aan toeristen en een steeds groter wordende groep migranten zijn, waarbij Engels veelal als lingua franca geldt. Deens, hoe hard het ook zijn best doet, zou nooit een dergelijke rol kunnen vervullen op het eiland en verliest daardoor steeds meer grond.

Toch speelt het Deens nog altijd een rol op IJsland, al is de taal alsmaar meer op de achtergrond
geraakt. Veel IJslanders vertrekken nog altijd naar Denemarken, het liefst naar de hoofdstad die liefkozend Köben wordt benoemd, om te studeren. De meeste IJslanders buiten IJsland wonen in Denemarken en een vijfde van de IJslandse bevolking zou met alle liefde naar de voormalige kolonisator verhuizen. Ook speelt het Deens nog altijd een belangrijke rol voor IJslanders als zij communiceren met de andere Noordse landen en vormt de taal nog altijd de communicatieve lijm tussen hen en de overige vier. Kennis van een Scandinavische taal wordt door menig IJslander uiteindelijk gezien als een groot goed, ook al schreeuwden zij zelf ook luid dat de Deense les het verschrikkelijkste ooit was. Deens heeft dan wel niet het IJslands omver kunnen werpen, noch een écht blijvende impact kunnen maken op het eiland zelf, maar het blijft een belangrijk middel voor de eilanders om zich te ontwikkelen, te cultiveren en over de grote oceaan die hun scheidt van de rest van de wereld heen te kijken.

Geschreven door