Illustraties: Rick van Staten
Om de heksenvervolgingen goed te kunnen begrijpen, moeten we een duik nemen in het letterlijke en figuurlijke klimaat van de vroegmoderne tijd. Voor die tijd waren er ook al ‘heksen’ of mensen die zich met bovennatuurlijke zaken bezighielden, maar daar was veel minder aandacht voor dan eeuwen later. Het was de samenloop van diverse omstandigheden die maakte dat het tot de massahysterie en executies kon komen die hun piek bereikten in de zeventiende eeuw.
In de vijftiende eeuw veranderde namelijk het meteorologische klimaat; dusdanig dat het tegenwoordig ook wel bekend staat als de Kleine IJstijd. De temperatuur in Europa zakte gemiddeld 0,6 graden Celsius onder het duizendjarige gemiddelde. Regionaal kon dit zelfs meerdere graden zijn: dit gold onder andere voor Scandinavië. De daling in temperatuur leidde daar tot lange, koudere winters en korte, natte zomers. Deze weersomstandigheden zorgden voor mislukte oogsten en verminderde visvangsten, met hongersnoden tot gevolg. Bovendien creëerde het weer in combinatie met de destijds slechte hygiëne een broedplaats voor ziektes. Het klimaat en de daaruit volgende weersomstandigheden maakten het leven van de meeste vroegmoderne mensen niet makkelijk.
Daarnaast speelde het maatschappelijke klimaat een grote rol in de heksenhysterie. De splijting van de christelijke kerk liet Europa op zijn grondvesten schudden. Hoewel de katholieken en protestanten in veel dingen niet op één lijn lagen, waren zij het op een vlak in ieder geval wél met elkaar eens: de duivel was het grote kwaad en moest worden geweerd. Vanuit hun perspec-tief was alles dat niet aan de monotheïstische leer voldeed, waar hekserij ook onder viel, een vorm van afgoderij en duivels. In een tijd waarin honger, ziekte, oorlog, en enorme religieuze verschuivingen de boventoon voerden in Europa, was het contrast tussen ‘goed’ en ‘kwaad’ enorm. Omdat de ellende destijds vaak niet door de wetenschap verklaard kon worden, zocht men antwoorden in het geloof: voor velen leek het alsof het werk van de duivel overal aanwezig was. Dat boezemde immense angst in. Het is dan ook begrijpelijk dat men graag een (grijpbare) schuldige aan wilde wijzen voor al het kwaad. Aangezien er van heksen gedacht werd dat zij een pact hadden gesloten met de duivel, werden zij medeverantwoordelijk geacht voor alle ellende. Zo zouden zij met spreuken de oogsten hebben laten mislukken, vee hebben gedood of andere narigheid op hun geweten hebben, waarvoor zij moesten boeten.
Frappant genoeg werd in de vroege middeleeuwen het geloven in heksen juist verboden door de kerk. Dit werd namelijk gezien als een vorm van ketterij: men zou dan door de duivel verleid zijn om in dit soort bovennatuurlijke zaken te geloven. Maar door de eeuwen heen veranderde deze visie: in plaats van de mensen die in heksen geloofden, werden nu de heksen zélf beschul-digd van ketterij. In zowel katholieke als protestantse ogen was hekserij een vreselijke misdaad en een grote zonde. Hekserij en andere vormen van heresie werden op veel plekken in Europa niet alleen een religieuze, maar belangrijker nog, ook een wettelijke misdaad: de heksenproces-sen werden dan ook voltrokken door de rechtbank, en niet – zoals nog vaak gedacht wordt – door de kerk, alhoewel de Inquisitie zich ook bezighield met heksen. De omslag in de kerkelijke visie op, en de wettelijke strafbaarheid van hekserij zijn cruciale factoren in het verklaren waarom de heksenvervolgingen zulke enorme proporties konden aannemen.
Een belangrijke aanjager in de jacht op heksen is een vijftiende-eeuws boek genaamd Malleus Maleficarum, in het Nederlands ook wel De Heksenhamer genoemd. In dit nogal misogyne handboek legde de katholieke schrijver haarfijn uit hoe ‘duivelaanbidders’ konden worden
bestreden, door uit te leggen hoe heksen het beste ondervraagd en gepijnigd konden worden. Het boek werd uitgegeven in Duitsland, maar verspreidde zich razendsnel, onder zowel katholieken als protestanten. Mede dankzij de uitvinding van de drukpers konden de woorden snel vruchtbare grond vinden in het door honger en ziekte geteisterde Europa, waar de interesse in demonologie (ofwel demonenleer)
alsmaar toenam.
Mede dankzij De Heksenhamer werden de be-schuldigingen vaak gericht op oudere vrouwen of weduwen: in de vroegmoderne tijd werden vrouwen gezien als zwak, en dienden onder controle gehouden te worden door een man. Vrouwen die zonder man door het leven gingen, of vanwege andere redenen moeilijker contro-leerbaar waren, vormden daarom een makkelijk doelwit voor aantijgingen; al helemaal als zij afgezonderd van anderen leefden. Destijds werd namelijk gedacht dat de zwakkeren, dus veelal vrouwen, makkelijker beïnvloedbaar waren door de duivel en zich dus eerder lieten vangen voor een duivelspact. Boeken als De Heksenhamer en dergelijke geschrift en dragen tot op de dag van vandaag bij aan de (negatieve) beeldvorming van heksen. Denk bijvoorbeeld maar eens aan heksen in sprookjes!
Het succes van teksten zoals Malleus Malefica-rum garandeerde echter niet overal even grote klopjachten: in Nederland werd er bijvoorbeeld veel minder gejaagd dan elders in Europa. Bij onze oosterburen daarentegen leidde de massa-hysterie rondom heksen tot soms wel honder-den executies. De Noordse landen gingen er ook in mee, al vielen er in Finland en IJsland minder

doden dan in de Scandinavische landen. Hoewel de heksenhetze in met name de protestantse gebieden voet aan de grond kreeg, vielen er ook slachtoffers in de katholieke regio’s van Europa.
Voor veel vroegmoderne Europeanen waren heksen een reëel gevaar, maar ook toen was er al wel enige scepsis over hun bestaan. Op heterdaad betrapt worden op hekserij was immers erg lastig, dus hoe werd iemand er überhaupt schuldig aan bevonden? Een bewijsstuk dat in som-mige protestantse heksenprocessen werd gebruikt als argument voor schuld was het zogeheten duivelsmerk. Dit teken op het lichaam van de vermeende heks zou aangebracht zijn door de duivel tijdens het sluiten van het pact. Iedere moedervlek, verkleuring of wrat was hierin verdacht: als deze niet bloedde of pijn deed bij doorboring met een naald, moest het wel een duivelsmerk zijn. Maar gezien in die tijd bijna geen enkel lichaam ongeschonden was, werd een vermeend duivelsmerk niet overal even aanvaardbaar geacht als bewijsstuk. Zover wij weten, hielden bijvoorbeeld de IJslanders zich hier helemaal niet mee bezig. Vergeleken met heksenvervolgingen in de rest van de wereld was het gebruik van het duivelsmerk zelfs uniek voor de Europese processen.
In veel rechtszaken was een bekentenis van de heks zelf een doorslaggevend bewijsstuk: er werd gedacht dat de duivel met zwarte magie andere bewijsstukken verborgen hield en heksen hielp met het zwijgen over hun daden. Daarom werden verdachten op allerlei nare manieren gepijnigd om een bekentenis uit te lokken; denk aan het uittrekken van nagels, geseling, ver-branding met gloeiendheet metaal en het breken of ontwrichten van ledematen. In heksen-processen werd marteling vaker gebruikt dan in andere rechtszaken; mogelijk vanwege de populariteit van de Heksenhamer. Marteling werd echter vaak alleen toegestaan als er al aanleiding was te geloven dat de verdachte schuldig was, maar het gebeurde ook regelmatig buiten het boekje om. Hekserij werd namelijk gezien als een crimen expectum, oftewel een uitzonderlijke misdaad, die uitzonderlijk optreden (lees: marteling) rechtvaardigde. Hoewel bekentenissen cruciaal bewijsmateriaal waren in veel processen, waren paradoxaal genoeg veel dodelijke slachtoffers van de vervolgingen juist degenen die weigerden te bekennen.
Een grote vraag die de wetenschap nog altijd niet heeft – en waarschijnlijk ook nooit zal – kunnen beantwoorden, is of (sommige van) de vermeende heksen zichzelf ook daadwerkelijk zo zagen. Dit is zeker een mogelijkheid, omdat het zijn van een heks een illusie van macht kon geven. Het kwaadspreken of -doen over andere mensen kon voor iemand een gevoel van con-trole creëren in een wereld van chaos en ellende. Het feit dat sommigen vrijwillig bekenden, zonder martelingen, zou erop kunnen duiden dat er daadwerkelijk ‘heksen’ waren, maar tege-lijkertijd was voor sommigen het dreigen met martelingen al genoeg om te bekennen. Met de huidige informatie is het onmogelijk om uitsluitsel te kunnen geven.
Naast het uitlokken van bekentenissen door middel van marteling, werden waterproeven uitgevoerd om te bepalen of iemand een heks was. Tijdens een dergelijke proef werden de handen en voeten van een verdachte aan elkaar gebonden, waarna diegene in het water werd gegooid. Als de verdachte bleef drijven – zo was de gedachte – was die een heks. De redenering hierachter was dat het water gelijk stond aan de doop: als de persoon bleef drijven, stootte die het water af en had dus diens doop afgezworen met een duivelspact. Hoewel het meestal slecht nieuws was als iemand niet slaagde voor de drijftest, was het doorstaan ervan ook geen garantie voor vrijheid en blijheid: het gebeurde niet onregelmatig dat na een dergelijke proef de verdachte alsnog gemarteld of gelyncht werd, nadat deze kort na het zinken uit het water werd gehaald.
Een grote vraag die
de wetenschap nog
altijd niet heeft – en waarschijnlijk ook
nooit zal – kunnen
beantwoorden,
is of (sommige van)
de vermeende
heksen zichzelf ook
daadwerkelijk
zo zagen
Degenen die schuldig werden bevonden aan hekserij, kregen niet altijd de doodstraf: lijfstraffen
en publieke vernedering waren ook gebruikelijke vonnissen. Het laatste kwam in Zweden regel-matig voor. Als de beschuldigde echter wél werd geëxecuteerd, stierf deze meestal ook geen prettige dood. In Engeland werd als doodstraf vaak gekozen voor verhanging: hekserij werd gezien als misdaad, dus kregen de ‘heksen’ dezelfde straf als een dief of moordenaar zou krijgen. In de rest van Europa had echter de brandstapel de voorkeur: hekserij werd daar meer gezien als ketterij, wat bestraft werd met verbranding. Mensen werden zowel reeds overleden (na eerst gewurgd of onthoofd te zijn) als levend verbrand: voor welke van de twee werd gekozen, hing vaak af van of de verdachte berouw toonde. De gebruikte methode varieerde ook per land of regio: in de Scandinavische landen werden beide methodes gebruikt. In Zweden gebeurde het regelmatig dat vrouwen eerst werden onthoofd en mannen werden geradbraakt voor zij verzwolgen werden door de vlammenzee, terwijl in Denemarken die eerste stap wel eens werd overgeslagen. In dat geval stierf het slachtoffer aan de verbranding zelf, dan wel door de koolmonoxidevergiftiging of verstikking die samenhingen met de rookontwikkeling. Hoewel de folteringen en executies ronduit weerzinwekkend waren, waren de mentale martelingen voor de overlevenden ook geen pretje. Zij werden dankzij de processen het buitenbeentje van hun gemeenschap – de beschuldiging bleef hen namelijk ook na de rechtszaak nog achtervolgen – en soms leidde dit zelfs tot krankzinnigheid.
Meer dan eens concentreerden de heksenprocessen zich op een plaats, de zogeheten hotspots. Een goed voorbeeld daarvan buiten Europa is Salem (Massachusetts, Verenigde Staten) waar de zogeheten ‘Salem witch trials’ zich aan het eind van de zeventiende eeuw voltrokken. Rond het gelijknamige dorpje werden destijds honderden mensen beschuldigd van hekserij, van wie er uiteindelijk negentien werden verhangen. Maar ook de Scandinavische landen kennen hotspots: voorbeelden hiervan zijn het Noorse eilandje Vardø en de Zweedse plaatsen Mora en Torsåker. De bekendste heksenvervolgingen uit het Noorden zijn waarschijnlijk dan ook die in deze hotspots plaatsvonden.
Hoewel Bergen en Stavanger ook grote heksenprocessen kende, vonden in het huidige Noorwe-gen de meeste rechtszaken plaats in het landsdeel Finnmark. Dit afgelegen landsdeel lag ver van het machtscentrum in Kopenhagen (Noorwegen en Denemarken vielen destijds onder het-zelfde koninkrijk), waardoor controle op het naleven van regelgeving veel lastiger was. Dienten-gevolge lieten de Noren veel regels omtrent heksenvervolgingen dan ook links liggen – hoewel waterproeven officieel verboden waren, kwamen deze toch voor – en was de concentratie jachten hoger dan elders in het land. Dit is waarschijnlijk mede te danken aan de handelscon-tacten tussen Bergen en de kuststreken van Finnmark, die maakten dat het geloof in heksen zich makkelijk naar het noorden kon verspreiden en daar goede bodem trof. Het bijzondere aan de Noorse heksenprocessen is dat de beschuldigingen van kwaaddoenerij veel meer op boten en visserij werden betrokken, in plaats van op vee en landbouw zoals elders in Europa: met het oog op het belang dat visserij toen al voor de Noorse samenleving had, is dat ook niet zo gek. Dit was ook het geval op Vardø, in de verste uithoek van het land, waar enkele decennia voor de gebeurtenissen in Salem zo’n honderdveertig heksenprocessen werden voltrokken. Een vrese-lijke storm die in 1617 woedde en de sterfgevallen die deze tot gevolg had, werden toegeschre-ven aan heksen. Hierdoor barstte de hysterie echt los op het eiland. Van de honderdveertig beschuldigden kwamen er eenennegentig om het leven. De meeste van hen eindigden levend op de brandstapel.
Hoewel dit voor het merendeel van de slachtoffers in het hoge Noorden wel gold, was niet iedereen van Germaanse afkomst. Ook de Sami vielen ten prooi aan de jacht op heksen, mede omdat zij al langer in verband werden gebracht met magie en andere bovennatuurlijke zaken.

Zowel mannelijke als vrouwelijke Sami werden tijdens de heksenprocessen ter dood veroordeeld: van de slachtoffers op Vardø alleen waren er bijvoorbeeld al achttien Sami. Mogelijk zijn er nog meer slachtoffers gevallen onder de Sami dan nu bekend is, omdat sommige Sami een Noors of Zweeds-klinkende naam droegen en er voor historici zonder verdere context dus lastig onder-scheid te maken valt. Hoewel op Vardø en in andere noordelijke delen van Noorwegen een vijfde van de slachtoffers Sami was, was dit niet overal het geval. Vergeleken met het totaal aantal slachtoffers dat in alle Noordse
landen viel, lijken de Sami slechts een relatief klein deel uit te maken van het geheel. Wat hier-bij echter niet onderschat mag worden, is dat ieder doodvonnis grote impact had in de vaak kleine gemeenschappen van zowel de Sami alsook de van oorsprong Germaanse Scandinaviërs.
In Zweden concentreerden de meeste heksenjachten zich in een korte periode die ook wel bekend staat als Det Stora Oväsandet, oftewel ‘Het Grote Tumult’. In tegenstelling tot de andere Noordse landen vonden in Zweden grootschalige jachten plaats waarin deelname aan de sabbat, een vergadering van heksen en de duivel, cruciaal was in veel vervolgingen. Dit is mede te dan-ken aan de Zweedse folklore, waarin Blåkulla (Blauwe Heuvel) een plaats is die bekend staat om zijn heksensabbatten. Het concept van de sabbat had in Zweden dankzij Blåkulla dus al meer voeten in de aarde dan in de andere Scandinavische landen: dit is dan ook de reden dat de rechtszaken van Het Grote Tumult soms ook wel de Blåkulla-processen worden genoemd.
In de acht jaar die Det Stora Oväsandet duurde (1668-76) werden bijna driehonderd mensen – veelal vrouwen, maar ook een aantal mannen en kinderen – ter dood gebracht, onder wie ook een aantal Sami. In de Zweedse rechtszaken werd men, naast het bijwonen van heksensabbat-ten, voornamelijk beschuldigd van kwaaddoenerij jegens (melk)vee, gezien dierlijke producten als zuivel een groot deel uitmaakten van de plattelandseconomie. Het is dan ook niet verwon-derlijk dat de Zweedse heksenhysterie niet in de grote stad begon, alhoewel het onvermijdelijk was dat de hetze zich daar wel naartoe verspreidde in de loop der tijd. Toen in 1668 een herderskind uit Dalarna een vrouw beschuldigde van het bijwonen van de sabbat in Blåkulla, ging het Zweedse balletje rollen. Het werd al snel een enorm proces dat zich centreerde in Mora, een plaatsje op grofweg driehonderd kilometer ten noordwesten van Stockholm. Er werden tientallen vonnissen uitgesproken tegen heksen, waarna de hel pas echt losbrak. De heksenhysterie verspreidde zich als een lopend vuurtje. Van grote steden als Stockholm tot kleinere dorpjes; veel Zweden gingen mee in de hetze, zo ook de inwoners van Torsåker. In 1675 werden hier in één dag tijd vijfenzestig vrouwen en zes mannen vermoord op verdenking van hekserij. In een kleine gemeenschap als Torsåker betekende dit dat een vijfde van alle vrouwen in de parochie om het leven werd gebracht.

Een bijzonder detail aan de Zweedse heksen-processen is dat kinderen er een belangrijke rol in spelen, zo ook in Mora. Hoewel destijds getuigenverklaringen van kinderen norma-liter onbetrouwbaar werden geacht in rechts-zaken, gold dat niet voor de heksenjachten: daar was elk stuk ‘bewijs’ dat zich presen-teerde erg welkom voor de aanklager. Afgrijselijk genoeg was het hierdoor niet ongewoon dat kinderen – vrijwillig of gedwongen door inquisiteurs – hun eigen familieleden beschuldigden van hekserij en tegen hen getuigden. Kinderen zagen hun eigen moeder, zus of tante op de brandstapel belanden. Maar het meest lugubere van alles
is misschien nog wel dat de kinderen zélf soms ook niet werden gespaard: in zowel Zweden als Duitsland zijn er gevallen bekend van kinderen en tieners die werden geëxecuteerd op verden-king van hekserij. In 1676 werden bovendien drie meisjes terechtgesteld wegens meineed tijdens de Stockholmse heksenprocessen. Gelukkig hadden niet alle rechtszaken tegen kinderen een gruwelijke afloop: in Noorwegen werden diverse kinderen die verdacht werden van hekserij uiteindelijk vrijgesproken.
Hoewel de Denen ook wel actief meejoegen op heksen – bijna vierhonderd mensen werden hier ter dood veroordeeld – kwamen grootschalige jachten, zoals die in Torsåker, in Denemarken niet voor. Dit was te danken aan de Deense wetgeving: in 1547 werd vastgelegd dat beschuldi-gingen niet tot iemands veroordeling konden leiden als die afkomstig waren van oneerlijke mensen; daar vielen heksen ook onder. Door deze wetgeving konden er geen ‘kettingbeschul-digingen’ ontstaan waarbij verdachten tijdens hun proces anderen beschuldigden van hekserij, die op hun beurt ook weer met de vinger wezen: dit had in Duitsland en Zweden, en in zekere zin ook in Noorwegen, wel tot een bizarre hoeveelheid verdachten geleid.
IJsland en Finland zijn wat betreft de heksenvervolgingen bijzondere gevallen. Waar in de rest van Europa het overgrote merendeel van de slachtoffers vrouw was, betrof het in IJsland en Finland juist veel mannen. In Finland werden mannen namelijk sterker geassocieerd met magie dan vrouwen. Gezien Finland destijds onder Zweden viel, werd de Finse heksenjacht in de loop der tijd echter door de Zweden beïnvloed, wat betekende dat de focus later wel meer op vrouw-en kwam te liggen. De grootste processen van Finland waren die in Kastelholm op Åland en die in Österbotten in de jaren ‘60 en ‘70 van de zeventiende eeuw, waarbij tijdens de laatstgenoem-de dan ook vooral vrouwelijke slachtoffers vielen. Hoewel de Finnen veel mannen vervolgden, was nog altijd meer dan de helft van het totaal aantal slachtoffers vrouw. In totaal zijn er ruim honderd heksenexecuties vastgesteld, maar mogelijk zijn het er nog meer geweest.
De afwijking was op IJsland echter nog veel groter: in slechts acht procent van de rechtszaken ging het om een vrouw. Ook hier werd magie vooral in verband gebracht met mannen, maar dan omdat het van oudsher werd geassocieerd met geleerdheid: men moest immers verstand van zaken hebben om spreuken effectief te kunnen gebruiken. Bovendien kende IJsland niet het sociaal isolement zoals andere landen dat kenden: de IJslanders woonden op wijdverspreide, maar relatief dichtbevolkte boerderijen waar iedereen iets bijdroeg aan het levensonderhoud, en niet (zoals elders in Europa) in dorpsgemeenschappen waar men vooral op zichzelf aangewe-zen was. Zonder isolement was er ook minder grond voor een beschuldiging. Nog een manier waarop de IJslandse heksenjacht afweek, is dat er zover nu bekend is geen gebruik werd ge-maakt van waterproeven en duivelstekens, omdat de processen minder gericht leken te zijn op de duivel en meer op de voorchristelijke definitie van witte en zwarte magie en tovenarij. Verder maakte compurgentie juist nog wél deel uit van de rechtspraak: dit hield in dat de beschuldigde een aantal mensen, meestal twaalf, kon inschakelen om in de rechtszaal te pleiten voor diens onschuld. In de rest van Europa was compurgentie allang afgeschaft, maar op IJsland zijn er dankzij dit oude gebruik nog een aantal mensen vrijgesproken.
Helaas had niet iedereen dat geluk. De eerste IJslander die terechtgesteld werd voor hekserij was Jón Rögnvaldsson: hij zou een kwade geest hebben opgeroepen om schade te berokkenen aan mensen en vee. Hoewel er nog voor hem werd gepleit, eindigde hij toch op de brandstapel. In het arme IJsland bestond deze stapel cru genoeg vaak uit de inboedel van de beschuldigde, omdat de gemeenschap niet verantwoordelijk wilde zijn voor de waardevolle brandstof. Rögn-valdsson was misschien de eerste, maar zeker niet de laatste: het bekendste heksenproces van IJsland was die in Kirkjuból (nu Ísafjörður) in 1656, waarbij een vader en zoon hetzelfde lot wachtte als Rögnvaldsson. De IJslandse heksenjacht was echter bij lange na niet zo groot als elders: in totaal zijn er op het eiland tweeëntwintig mensen verbrand, van wie slechts één vrouw, genaamd Þuríður Ólafsdóttir. Zij is de enige vrouw op het eiland van wie bevestigd is dat zij terechtgesteld werd op verdenking van hekserij.
In de achttiende eeuw begon in heel Europa de heksenhysterie te bekoelen. Enerzijds droeg het aanbreken van de Verlichting hieraan bij: in verlichte ideeën over rechtspraak en schuld was een bekentenis alleen niet meer voldoende om iemand te veroordelen. Dit stond pal tegenover de visie van de eeuwen daarvoor. Anderzijds
had de afname van heksenjachten te maken met de controverse rondom de processen, en dan met name de martelingen. Al rond 1600 waren er geluiden dat de informatie die verkregen werd uit marteling niet legitiem zou zijn: het was immers niet ongebruikelijk dat onschuldige verdachten de beschuldi-gingen van de ondervragers reproduceerden, of allerlei andere onschuldigen er onterecht bij lapten om de pijn te laten stoppen. Mede hierdoor was de scepsis wat betreft hekserij over tijd alsmaar groter geworden. Bovendien werden er later op diverse plekken wetswijzi-
Na grofweg
driehonderd jaar
kwam er zo een
einde aan de
massahysterie,
die talloze
onschuldige levens
had gekost
gingen doorgevoerd, ook in de Noordse landen. Door die nieuwe regelgeving werd ketterij gedecriminaliseerd, of werd de vervolging van heksen op zijn minst bemoeilijkt. Zo werd in Denemarken in 1686 bepaald dat doodvonnissen automatisch in beroep moesten werden genomen bij het Hooggerechtshof. Dit gold ook voor IJsland, wat destijds onder Deens gezag viel. Dit besluit betekende het einde voor de juridische heksenvervolgingen. Door deze politieke en maatschappelijke veranderingen werd vervolging voor hekserij steeds minder legitiem, waardoor de heksenjachten in heel Europa begonnen af te nemen. Na grofweg driehonderd jaar kwam er zo een einde aan de massahysterie, die talloze onschuldige levens had gekost.
In een paar eeuwen tijd zijn duizenden mensen vermoord in het kader van de heksenvervol-gingen. Er is veel onzekerheid over hoeveel mensen er nou écht zijn gestorven, onder andere vanwege verloren gegane rechtsdocumenten. Bovendien zijn er schriftelijke bronnen van de zogeheten ‘heksenjagers’, die geld en status kregen voor het voordragen en ombrengen van zo-veel mogelijk heksen; maar precies vanwege het laatste worden deze bronnen onbetrouwbaar geacht. Verder zijn er vermoedelijk nog veel meer doden gevallen die verwant zijn aan de hek-senhetze waar geen historische gegevens van zijn, zoals sterfgevallen door zelfdoding, lynch-partijen of marteling. In de Noordse landen zijn er een kleine twaalfhonderd executies bekend, maar het aantal doden ligt dus mogelijk nog hoger. De schattingen voor heel Europa lopen en-orm uiteen – sommigen spreken zelfs over miljoenen slachtoffers – maar de meeste academici zijn het er wel over eens dat er waarschijnlijk zo’n honderdduizend mensen berecht zijn, van wie zo’n veertig- tot zestigduizend om het leven kwamen. Tachtig procent van hen was vrouw.

Om de slachtoffers van de vreselijke vervol-gingen te eren en herinneren, zijn er op diverse hotspots herdenkingsplaatsen ingericht. Zo is er in Torsåker een herden-kingssteen geplaatst en op Vardø opende in 2011 het Steilneset-monument ter nage-dachtenis aan hen die werden vervolgd en vermoord. Ook in de VS, Duitsland en op IJsland werden in de loop der jaren diverse monumenten opgericht en musea geopend. Daarnaast zou je het vele onderzoek dat wordt gedaan naar de vervolgingen, zowel binnen bijvoorbeeld de geschiedkunde als genderstudies, als een vorm van weten-schappelijke herinnering kunnen zien.
Hoewel de gruwelen van de heksenvervolgingen voor de meeste westerlingen gelukkig in een duister ver verleden liggen, krijgen mensen in andere delen van de wereld, waaronder sub-Sahara Afrika, India, Saoedi-Arabië en Papoea-Nieuw-Guinea, hier helaas nog wel mee te maken. Het betreft vaak minderheidsgroepen, onder wie bijvoorbeeld albino’s, die op de vlucht moeten slaan om te overleven. In de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw werden in Zuid-Afrika vermeende heksen gelyncht, en in 2001 gebeurde dit ook op grote schaal in Congo-Kinshasa: daar vielen binnen korte tijd duizenden slachtoffers. En dit gebeurt nog steeds. Onthoofdingen, vergiftigingen, (massa)geweld en lynchpartijen: de jacht op ‘heksen’ is nog altijd springlevend en eist op gruwelijke manieren nog ieder jaar levens, ook die van kinderen.
Deze verschrikkingen staan in schril contrast met hoe er vandaag de dag in het westen over het algemeen wordt omgegaan met heksen en tovenarij. Boeken en films als Harry Potter en Wicked zijn mateloos populair, waardoor heksen en het bovennatuurlijke niet meer uit de popcultuur weg te denken zijn. Daarnaast vergaren video’s met de hashtag #WitchTok, waarin spreuken, waarzeggerij en toverdrankjes centraal staan, miljoenen views. Het beeld dat men nu van hekserij heeft, lijkt onmiskenbaar gekleurd te zijn door (sociale) media, waarbij de verschrikkingen uit de eigen geschiedenis of uit andere werelddelen vergeten lijken te worden. Heksenvervolgingen maken hier geen deel meer uit van de dagelijkse realiteit.
Toch zou je ook in het westen in zekere zin kunnen spreken van moderne heksenjachten. Hoewel executies nu gelukkig passé zijn, worden mensen nog altijd gestraft voor wie zij zijn of wie zij geacht worden te zijn. Niet alleen mensen in de wicca-gemeenschap en beoefenaars van alternatieve levensstijlen zijn nog altijd het slachtoffer van vooroor-delen en buitensluiting, maar ook buiten deze sferen zijn de ‘heksenjachten’ dagelijkse kost. Zo worden de gekste verhalen verzonnen om het publiek op te jutten – denk bijvoorbeeld
Hoewel executies
nu gelukkig passé
zijn, worden mensen
nog altijd gestraft
voor wie zij zijn of
wie zij geacht
worden te zijn
maar aan de roddelpers of complottheoristen – en ook op sociale media lijkt men soms geen aardig woord meer over elkaar te kunnen zeggen. Na vierhonderd jaar zijn mensen nog altijd geneigd om een zondebok te kiezen en alles dat anders is af te wijzen, of dat nou mensen zijn die zich daadwerkelijk identificeren als heks of mensen die door een politiek of maatschappe-lijk discours als boosdoener worden neergezet. Wat dat betreft lijkt na al die eeuwen de enige verandering te zijn dat de letterlijke brandstapel is vervangen door een figuurlijke. Hoog tijd dat we deze ‘middeleeuwse’ praktijken achter ons laten, niet?
Bronnen
Burns, W. E. (2003). Witch hunts in Europe and America: An encyclopedia (1st ed.). Greenwood.
Doorn, G. van. (2022, November 24). Hoe een Noors vissersdorp hét centrum van de heksenjacht werd. 3OpReis. https://npo.nl/npo3/3opreis/vardo-noorwegen-heksen-jacht-memorial
Hagen, R. B. (2020). Seventeenth century persecution of sorcery and witches in the High North. In The protracted Reformation in the North (Vol. 3, pp. 62–87). https://doi.org/10.1515/9783110686210-004
Hagen, R. B. (2013, May 1). Witchcraft criminality and witchcraft research in the Nordic countries. In B. P. Levack (Ed.), The Oxford handbook of witchcraft in early modern Europe and colonial America. https://doi.org/10.1093/oxfordhb/9780199578160.013.0022
Haugan, I. (2024, March 19). Witchcraft trials in Norway ended in the 18th century. Norwegian SciTech News.
Jackson, S. T., & Rafferty, J. P. (2025, April 9). Little Ice Age. Encyclopaedia Britannica. https://www.britannica.com/science/Little-Ice-Age
Jensen, L. C. (2024, January 16). Zweedse massahysterie: Kinderen lieten hun moeder verbranden als heks. Historia.
Jones, C. (2022, October 31). WitchTok: The witchcraft videos with billions of views. BBC News. https://www.bbc.com/news/newsbeat-63403467
The Rest is History. (2021, February 25). 26: Witches [Podcast]. Spotify.
After Dark: Myths, Misdeeds and the Paranormal. (2023, November 16). The real witch hunts: Persecution & panic [Podcast]. Spotify.
Salem Witch Museum. (z.j.). Beyond Salem: The witch trials in Torsåker, Sweden. https://salemwitchmuseum.com/videos/beyond-salem-the-witch-trials-in-torsaker-sweden/
Tirella, L. (2023, August 16). Torture in early modern Europe: How torture propelled witch-hunts through their peak and end. Chariot Journal. https://chariotjournal.wordpress.com/2023/08/16/torture-in-early-modern-europe-how-torture-propelled-witch-hunts-through-their-peak-and-end/
Västernorrlands Museum. (z.j.). The Sami and the witch trials. KulturPunkt. https://kulturpunkt.org/article/12645/
Willumsen, L. H. (2013). Children accused of witchcraft in 17th-century Finnmark. Scandinavian Journal of History, 38(1), 18–41. https://doi.org/10.1080/03468755.2012.741450
