De ‘vergeten’ gebieden van Scandinavië: Faeröer

Zo verschrikkelijk vergeten zijn de Faeröer (Faeröers: Føroyar) eigenlijk helemaal niet. Voor menig scandinavist is het misschien zelfs ooit het onderwerp van een essay of een paper geweest: de Faeröer komen in menig vak aan bod. Zeker voor de studenten Deens is het Rigsfællesskabet en de gebieden die erbij horen gesneden koek. Noorderlicht is hier eerder ook langs geweest toen Noortje de jaarlijkse Grindadráp belichtte. Maar natuurlijk is er veel meer te vertellen over de Faeröer. Natuurliefhebbers, taalfanaten en zelfs infrastructuurnerds kunnen op deze archipel zeker hun lol op. Hoog tijd dus om de Schapeneilanden (denk even får-oyar) eens onder de loep te nemen.

Beeld: Rick van Staten // Foto achtergrond: Bewerkte versie van foto ANWB

De Faeröer zijn een archipel bestaande uit achttien eilanden, gezamenlijk net geen veertienduizend vierkante kilometer groot, in de Noord-Atlantische Oceaan. Het is een rotsachtig landschap met soms tot een paar honderd meter hoge, steile kliffen aan het water. Op de eilanden wonen in totaal net iets meer dan vijftigduizend mensen, waarvan zo’n veertig procent in de hoofdstad Tórshavn op het eiland Streymoy. Gek is dat niet, gezien het landschap het bouwen van goede verbindingen tussen dorpen en zeker andere eilanden lange tijd erg moeilijk maakte. Het eiland met het enige vliegveld, Vágar1, was tot 2002 alleen per boot vanaf Streymoy te bereiken.

De geschiedenis van de archipel valt terug te leiden naar Viking-expedities in de 9e eeuw n.Chr. Waarschijnlijk zijn zij vanuit de, destijds Noorse, Orkney-eilanden naar het noorden gereisd. Later kwamen er steeds meer immigranten uit Noorwegen zelf, met name zij die het bewind van koning Harald I wilden ontvluchten.

In de 11e eeuw werden de eilanden door Sigmundur Brestisson onder het gezag van de Noorse kroon (toen onder koning Olav I Tryggvason) gebracht en gekerstend. Toen in 1397 de Kalmar Unie ontstond, werden de Faeröer hier ook deel van. Na het uiteenvallen, bleven de eilanden deel van het Deens-Noorse koninkrijk. Opvallend genoeg werd in de Vrede van Kiel van 1814, welke de personele unie van Zweden en Noorwegen oprichtte, besloten dat de Faeröer een deel van Denemarken zouden blijven en niet opnieuw een provincie van Noorwegen werden. Toen Denemarken in 1940 door Duitsland bezet werd, bleven de Faeröer bezetting bespaard. Althans, door de Duitsers. Op 12 april dat jaar werden de Faeröer door de Britten ingenomen, waarna de archipel een belangrijke rol kreeg in de oorlog op de Noord-Atlantische Oceaan. Het vliegveld op Vágar is dan ook in de oorlog door de Britten aangelegd. Na de oorlog groeide de roep om onafhankelijk van Denemarken. Zeker na de IJslandse onafhankelijkheid van 1944 kwam er vaart achter de beweging. Na twee jaar van politiek tumult werd in 1948 het Rigsfællesskabet2 opgericht, waarin de Faeröer uitgebreid zelfbestuur kregen.

In de Løgtingslóg nr. 103 frá 1948 endurskoðað 1994 um stýrisskipan Føroya3 is het bestuursstelsel van de Faeröer vastgelegd. Zodoende kan de Løgtingslóg gezien worden als de grondwet van de Faeröer. In deze wet is bepaald dat de Faeröer een eigen parlement (Løgting) met 33 zetels kreeg, met daarnaast een eigen regering (Landsstýri) met een eigen minister-president (Løgmaður). Bovendien is de archipel, net als Groenland, twee zetels in het Deense Folketing toebedeeld. Het staatshoofd is en blijft de Deense vorst. Daarnaast worden zaken die het gehele Deense rijk aangaan – zoals rechtspraak, monetair beleid en defensie – vanuit Kopenhagen geregeld. Tot slot worden zowel de Faeröer als Groenland op het internationale toneel nog steeds vertegenwoordigd door Denemarken.

Waar tot voor kort door de hoge klifwanden en snelle stromingen tussen de eilanden, de inwoners van de andere eilanden enigszins geïsoleerd leefden, is daar de laatste jaren een snelle verandering in gekomen. Met de opening van de Vágatunnilin in 2002, werden voor het eerst twee eilanden met een directe weg aan elkaar verbonden. Vier jaar later kwam de Norðoyatunnilin tussen Borðoy en Eysturoy, welke in 2020 via de Eysturoyartunnilin met Streymoy en de hoofdstad verbonden werd. Vorig jaar werd de vierde grote onderzee-tunnel geopend, waardoor nu 90% van de Faeröerse bevolking een directe wegverbinding naar Tórshavn heeft. De Eysturoyartunnilin heeft bovendien een unicum: De tunnel is Y-vormig en heeft twee opgangen op Eysturoy. Via een rotonde in de tunnel, 72 meter onder het zeeniveau, kan men elke gewenste kant uit.

Maar ook voor hen die liever boven water blijven, hebben de Faeröer een leuk eiland. Op Mykines, in het westen, leeft een enorme populatie papegaaiduikers. Buiten het jachtseizoen gaan er vrijwel dagelijks excursies naar het eiland. Want ja, ook op de schattige vogeltjes wordt gejaagd. Deels om de populatie op een gezond aantal te houden, maar anderzijds is het vlees van de vogels ook een Faeröerse delicatesse. Overigens zijn Papegaaiduikers niet het enige waarop gejaagd wordt. Meerdere keren per jaar trekken de Faeröers er op uit om tijdens de Grindadráp op grienden, een soort walvisachtigen, te jagen. Dit stuit al jaren op ophef vanuit de internationale gemeenschap. Sinds 1986 is de wet op de walvisjacht strenger, echter blijft er kritiek op de volgens sommigen barbaarse manier van jacht. Hoewel de kritiek ook vanuit binnenlandse hoek toeneemt, is het cultuurfenomeen nog springlevend.

In ieder geval, het moge duidelijk zijn dat de Faeröer een stuk meer zijn dan een afgelegen archipel in de oceaan, en zeker een bezoek waard zijn.


  1. Zowel de naam van het eiland als van het vliegveld
  2. Het Deense gemenebest
  3. Vertaling: Parlementswet nr. 103 van 1948 herzien 1994 inzake bestuursvorm Faeröer

Geschreven door