Het belang van referentiemateriaal uit het Noorden voor de mode- en kostuumgeschiedenis

Het Noorden kent een rijke mode- en kostuumgeschiedenis maar helaas wordt er tegenwoordig in het onderwijs vaak alleen gekeken naar centraal en/of zuid Europese mode- en kostuumgeschiedenis.

Heel af en toe wordt er een jurk van een Zweedse koningin of een Groenlandse Inuit anorak (een jas met capuchon, vaak gevoerd met bont) genoemd of als voorbeeld gebruikt, maar zonder verdere uitleg. Naar mijn mening is het een gemiste kans dat er nauwelijks gekeken wordt naar de Noordelijke mode-en kostuumgeschiedenis, aangezien hier belangrijke beginselen zijn gelegd voor de textielproductie die we tot op de dag van vandaag kennen en zelfs nog gebruiken. Om dit te illustreren zou ik je graag kennis willen laten maken met kleding uit de belangrijke opgraving in Herjolfsnes in Groenland.

Het was archeoloog Poul Nørlund van het Nationaal Museum van Kopenhagen die de bijzondere ontdekking deed in de zomer van 1921. Hij was uitgekozen om een opgraving te leiden in de verwoeste kerk van Herjolfsnes, in het zuidwestelijke deel van Groenland in de gemeente Nanortalik. De ruïne stond op het punt verloren te gaan voor de oprukkende zee en een groot deel van de begraafplaats was al verdwenen. De opgraving van Nørlund was echter niet de eerste op die plek; opgravingen werden al in de jaren 1830 uitgevoerd nadat een kledingstuk op het strand was gevonden, waarvan werd aangenomen dat het de jas was van een op zee verdwaalde zeeman. Pas tijdens de opgraving van Nørlund in 1921 werd echter ontdekt dat de zogenaamde jas niet van een verdronken zeeman uit die tijd was. De achtergrond van de opgravingen is te vinden in de IJslandse sagen en in andere middeleeuwse manuscripten, die vertellen hoe de Vikingen de gevaarlijke reis van het verkennen van de Groenlandse kusten trotseerden. We kennen Erik de Rode en Herjolf Bårdson, die in 981 in zuidwestelijke richting van IJsland naar Groenland voeren om zich permanent te vestigen met hun huishouden en vee. Hun nakomelingen, later bekend als de Noorse Groenlanders, woonden daar bijna 500 jaar. 

In de tijd toen de vondst werd gedaan werd de vondst beschreven als de grootste historische textielopgraving in heel Europa. In het uiterste noorden van Europa werd de mode gevolgd, net als in het uiterste zuiden van Europa. Met de vondsten uit Herjolfsnes werd het mogelijk om goed bewaarde voorbeelden van middeleeuwse kleding te zien. De Universiteit van Amsterdam biedt de minor Modestudies aan met daarbij het vak Mode- en kostuumgeschiedenis die ik zelf ook gevolgd heb, maar tot mijn spijt heb ik weinig geleerd over de Scandinavische en/of Noordelijke mode- en kostuumgeschiedenis. Waarom wordt er bij dit soort vakken nooit aandacht besteed aan deze fascinerende landen en geschiedenis? Waarom is het altijd Engeland, Frankrijk of Italië en nooit eens IJsland, Groenland of Sápmi? Ik zeg: tijd voor verandering!

De historische textielontdekking

In William Hovgaard’s artikel vinden we de context van de opgravingen. Hovgaard vertelt hoe bijzonder en moeilijk zulke opgravingen eigenlijk wel niet zijn. De opgraving was bijvoorbeeld alleen mogelijk omdat de zon en de regen de permafrost ontdooiden en de opgravingslocatie veranderden in één grote modderpoel, waardoor het mogelijk was om het ene stuk textiel na het andere voorzichtig uit het slijk te tillen. In totaal werden zeventig kledingstukken gevonden, waaronder complete bovenkleding, kappen, pillendoosjes en kousen. Andere stukken waren te fragiel om te bewaren en moesten worden opgegeven. Door deze vondst kon er nog gerichter en beter onderzoek worden gedaan en kregen we een nog betere kijk op de naai- en weeftechnieken van de bewoners van dit gebied. Dit onderzoek leverde vele tastbare bewijzen op van middeleeuwse constructiemethoden die tot nu toe onbekend waren en die duiden op een verfijnde textiel traditie. De reden waarom ik dit een belangrijk onderwerp vind is omdat de technieken die de Noormannen (mannen…? Het waren voornamelijk vrouwen die deze naai- en weeftechnieken beheersten) gebruikten ons iets kunnen leren over de textiel cultuur in het Hoge Noorden. Naar aanleiding van de opgravingen in Herjolfsnes konden conservatoren en kostuum historici reconstructies maken van de gevonden voorwerpen. De reconstructies zeggen iets over de samenleving(en), de cultuur en over de verschillende ontwikkelingen in die periode. Het bijzondere is dat sommige gevonden kledingstukken veel overeenstemmingen hebben met de Romeinse tunica’s. Een voorbeeld van zo een reconstructie is te zien op figuur 1, 3 en 4.  

Afbeelding 1.  Dit kleine kledingstuk voor een kind is een reconstructie, geweven op een horizontaal weefgetouw van hand gesponnen garen. 
Afbeelding 3. Dit kledingstuk werd oorspronkelijk genaaid in Groenlandse vaðmál.
Afbeelding 4. Reconstructie van de jurk van afbeelding 3. 

De gevonden kledingstukken geven ons veel informatie over de cultuur en levenswijzen. De Noordelijke landen (Faeröer, IJsland, Groenland, Zweden, Noorwegen, Finland, Denemarken en de Sápmi gebieden) hebben een rijke geschiedenis van handel en landbouw waardoor er veel ontwikkelingen en nieuwe technieken werden ontwikkeld. De (Zweedse) Vikingen voerden handel tot aan Constantinopel waardoor er veel Noordelijke cultuur in Azië en Europa terecht kwam en omgekeerd. Verder kwamen de ontwikkelingen op gebied van kleding niet alleen uit West- en Zuid-Europa, zoals Italië of Frankrijk, maar de textielontwikkelingen van de Vikingen hadden ook van betekenis. Terwijl West- en Zuid-Europa elkaar konden beïnvloeden lagen de Vikinggebieden gescheiden door gebergteketens, ruige bossen en veel, heel veel water. 

Afbeelding 5. Deze vondst laat zien dat de Noormannen naast het naaien van kleding nog veel meer vaardigheden hadden: hier is een voorbeeld van een opgerolde mand die waarschijnlijk van wilgenwortel is gemaakt. (Groenlands nationaal museum)

Gebruik en technieken van kleding maken die ons wat kunnen leren 

Het is cruciaal bij het maken van een reconstructie van een historisch kledingstuk om te weten hoe nauwkeurig het kledingstuk moet zijn in verhouding tot het origineel. In het geval van de textielvondsten uit Groenland zijn er drie reconstructiemogelijkheden. Men kan ervoor kiezen om een kledingstuk te maken zoals het eruit zag:

1. toen het werd opgegraven

2. toen het werd begraven op de begraafplaats

3. toen het volledig nieuw was, en voor het eerst gedragen door de eigenaar

Aangezien de originele kledingstukken honderden jaren in de grond hebben gelegen, is veel van het materiaal afgebroken, wat heeft geleid tot vondsten van veel onvolledige stukken.

Toen de kledingstukken samen met de doden werden begraven, waren ze vaak extreem versleten en meerdere malen hersteld. Zijn deze reparaties iets dat in een reconstructie moet worden opgenomen? Deze gebruikssporen zijn als het ware ‘sporen’ van de personen die de originele kledingstukken hebben gedragen, terwijl degenen die deze reconstructies gaan dragen een heel ander leven leiden en waardoor ook de gebruikssporen op hun kleding anders zullen zijn.

De stof voor de originele kledingstukken is allemaal geweven van eenlaags garen, gesponnen van wol genaamd vaðmál, van ‘Noordelijke kortstaartige’ schapen. Dit schaapras komt nog steeds op een aantal plaatsen voor, zoals de Faeröer en IJsland en is ook verwant aan de Noorse Spelsau en Zweedse Landrassen. Dit type schaap heeft een vacht bestaande uit twee soorten wol: een zeer zachte en fijne onderwol die de schapen warm houdt, en een bovenvacht van lang, glad en aanzienlijk langer haar dan de onderwol. Dit haar helpt de schapen schoon en droog te houden.

Voordat de vaðmál wordt gesponnen, worden de wol en het haar van elkaar gescheiden, hetzij met de hand, wat een langdurig proces is, hetzij met behulp van wolkammen. Wolkammen met zowel één rij als twee rijen tanden zijn teruggevonden bij archeologische vondsten. Op afbeelding 6 en 7 zijn zo een wolkam te zien. Een overvloedige hoeveelheid vezels wordt tussen de tanden van een kam geplaatst, die op een stevig oppervlak, zoals een tafel, kunnen worden bevestigd. Naast de wol van schapen zijn er andere garensoorten die in de Groenlandse materialen voorkomen. Deze omvatten garen gesponnen uit de vacht van de poolhazen en het haar van honden en wolven. Deze alternatieve garens worden zo weinig aangetroffen in het bestaande textiel dat het moeilijk is te bepalen hoe vaak ze werden gebruikt.

Om een kledingstuk als een ‘exacte reconstructie’ te maken, betekent het dat het kledingstuk gemaakt moet zijn van met de hand gesponnen en met de handgeweven wol en genaaid moet worden met het soort steken dat in het originele kledingstuk werd gebruikt. Het resultaat is een zeer duurzaam kledingstuk, net als de originelen. 

Afbeelding 6. Begin met kammen met handkammen, waarbij de wol in de ondersteunende kam wordt geplaatst. De vrije kam moet voor de tanden van de ondersteunende kam door de wol naar beneden worden getrokken en zo vaak als nodig kan door de wol worden getrokken om ervoor te zorgen dat alle onzuiverheden en knopen worden verwijderd. Bij dit proces worden alle wolvezels gelijkmatig over beide kammen verdeeld. (Foto: Roberto Fortuna)
Afbeelding 7. (Foto: Roberto Fortuna)
Afbeelding 8. Spekstenen spindels en houten spindels van boerderijen uit Noordelijke nederzettingen. (Foto: John Lee)

NB! Het komende gedeelte zal vrij gedetailleerd op naai- en weeftechnieken ingaan. 

Spinnen/ garen

Het garen voor de Groenlandse kledingstukken werd op spindels (zie afbeelding 8) gesponnen, een tijdrovende methode; het kan daarom een handig idee zijn om een spinnewiel te gebruiken voor een moderne versie. Kleding geweven van garen gesponnen van wol, dat zowel haar als wol bevat, is zeer duurzaam en warm, maar aangezien garen dat haar bevat, kan het meestal ook behoorlijk stijf zijn voor moderne mensen en zouden de kleding gemaakt van dergelijke wol als oncomfortabel en krassend beschouwen. Als men er daarom voor kiest om garen te gebruiken dat is gesponnen van zachte wol, zal het kledingstuk comfortabeler zijn, maar het zal nooit dezelfde drapering hebben als het origineel. Als men besluit machinaal gesponnen garen te kopen, zijn er verschillende spinnerijen in Noorwegen die gespecialiseerd zijn in garen gesponnen van spelsau-wol, waaronder Rauma en Norsk Kunstvevgarn A/ S. Je kan echter ook op het internet kijken en zoeken onder weefgaren (vævegarner, vevgarner), want er zijn ongetwijfeld veel meer garenbedrijven met geschikte wolsoorten. Tegenwoordig, wanneer het weven met een aanzienlijke frequentie in en uit de mode raakt, verschijnen nieuwe spinnerijen terwijl andere weer moeten sluiten.

Weven

De stof voor de Groenlandse kledingstukken wordt geweven op een rechtopstaand weefgetouw met gewichtsverdeling (in Scandinavië wordt over het algemeen de Noorse term oppstadvev gebruikt). Tijdens de opgraving zijn er restanten van een rechtopstaand weefgetouw gevonden (zie afbeelding 9). Dit weefgetouw was in gebruik vanaf het begin van de 13e eeuw tot het einde van de 15e eeuw. Afgezien van dit weefgetouw, zijn er bij de Groenlandse opgravingen veel weefgetouwgewichten van speksteen gevonden waarin een gat is geboord om de weefgetouwgewichten op te hangen. Weven op een rechtopstaand weefgetouw met kettinggewicht kost buitengewoon veel tijd, maar het voordeel is dat het weefgetouw niet veel ruimte inneemt, wat een van de redenen kan zijn dat het tot in de 19e eeuw het favoriete weefgetouwtype in IJsland bleef. Het rechtopstaande ketting gewogen weefgetouw bestaat uit twee staanders waartussen en waarboven de doekbalk wordt geplaatst (zie afbeelding 9 en 10). Bij het weven is het belangrijk om een goede zwaardklopper te gebruiken om de inslagdraden samen te slaan. Voor fijne weefsels is een houten zwaard voldoende, maar voor dikkere en strakkere weefsels, zoals die gebruikt worden in de Groenlandse kledingstukken of voor zeildoek, is een zwaarder zwaard nodig. Er zijn verschillende archeologische vondsten van zwaardkloppers gemaakt van walvisbeen (zie afbeelding 11) uit Noorwegen en Groenland. De lange steel van de ijzeren zwaardklopper (zie afbeelding 12) geeft een goede balans wanneer hij wordt vastgehouden op de kruising van kling en handgreep en er is slechts een kleine beweging van de pols nodig om de inslag omhoog te slaan. Een ander essentieel weefgereedschap is een kleine kam gemaakt van bot (afbeelding 13 en 14). Bij de kam zit een koord die om de nek gedragen kan worden. De kam is ook handig voor extra kracht langs de inslagdraden en om een ​​gelijkmatige afstand tussen de kettingdraden te behouden.

Afbeelding 9(B) en 10 (O). Het garen moet gemaakt zijn van een stevige, gladde draad, omdat ze tijdens het weven verslijten. Hier wordt een drielaags kamgaren gebruikt, gesponnen van lange haren. Een extra knoop om de hevel tussen elke hevel is ook handig om te voorkomen dat de hevel gaat draaien tijdens het weven. (Foto: Werner Karrasch)
Afbeelding 11. Bij de opgraving van Groenland zijn er stukken zwaardslag gevonden die gemaakt waren van balein. Deze zwaardklopper is in Noorwegen gemaakt van de kaak van een walvis. (Foto: Werner Karrasch)
Afbeelding 12. Een goede zwaardklopper is onmisbaar als de inslagen tegen elkaar moeten worden geslagen, dit gebeurt in kleine stukjes langs de rand van het weefsel en na elke inslag. Een zwaardklopper met een lang handvat, waarbij de wever de hand tussen het lemmet en het handvat kan plaatsen, is daarbij een grote hulp. Hierdoor werkt het zwaard als een hefboom en spaart het de pols. De zwaardklopper op de foto is een reconstructie van een die is gevonden in een opgraving bij Löddeköpinge in Zweden en dateert van rond het jaar 1000. (Foto: Werner Karrasch)
Afbeelding 13 (B) en 14 (O). Een handig hulpmiddel bij het weven is een kleine kam die wordt gebruikt om de inslagen strakker tegen elkaar te drukken en ook om een gelijkmatige afstand tussen de kettingdraden te behouden. Het mag niet groter zijn dan de palm van je hand. De kam is hier rond, net als het bot waarvan hij is gemaakt, maar past bij de afmetingen van de wevershand. De meeste uitgegraven kammen zijn plat en gemaakt van been of gewei. (Foto: Werner Karrasch)

Naaien

Als we naar al het opgegraven Groenlandse textiel kijken, is het niveau van professionaliteit indrukwekkend. Het spinnen is perfect, het weven is perfect, maar niets is zo mooi of goed uitgevoerd als het naaien; in het handwerk wordt niets aan het toeval overgelaten. Alleen al het naaien laat zien welke waarde het textiel en de kledingstukken hadden voor hun eigenaren. Het naaigaren in de originele kledingstukken zijn speciaal gemaakt om te naaien. Ze zijn gesponnen van fijn gekamd haar dat ongetwijfeld speciaal is uitgekozen om te worden gebruikt voor het naaien van draad. Mogelijk is de draad voor gebruik in de was gezet, maar dit is helaas (nog) niet bewezen. Het is vrijwel onmogelijk om dit soort garen tegenwoordig aan te schaffen om een ​​reconstructie mee te naaien. Tegenwoordig, nadat de kledingstukken uit de geweven stof zijn gesneden, zou men ofwel machinaal zigzaggen of de ruwe randen met de hand overgieten om rafelen te voorkomen. Dit is een probleem dat de Groenlanders hebben opgelost door een bijna onzichtbaar stiksel aan de achterkant van de stof te gebruiken: de zogenaamde singling (zie afbeelding 15 en 16), die wordt genaaid met een hechtsteek tussen de draden in de buitenste laag van de stof. De steken worden in bochten gelegd op één tot twee centimeter van de buitenranden en richting de stof. De steken zijn nooit langer dan 3 mm. Bij veel van de naden is te zien dat ze vanaf de goede kant zijn genaaid (zie afbeelding 17). De steken zijn in de vouw genaaid en zijn daarom onzichtbaar, wat misschien moeilijk te zien is op de illustratie, omdat deze is vergroot om het begrijpelijker te maken. Om rafelen te voorkomen, zijn er strakke afwerksteken over de buitenranden van de stof, die in het kledingstuk worden genaaid, maar aan de rechterkant van het kledingstuk onzichtbaar zijn. Op de panelen van het kledingstuk worden de naadtoeslagen aan elkaar genaaid zodat ze afwisselend naar en weg van de volgende set naden worden gedraaid (zie afbeelding 18 en 19). 

Afbeelding 15. Een ‘enkelvoudige’ naad wordt gebruikt voor versteviging en wordt op veel afwerkingsranden aangetroffen. De steken worden ‘plat’ in het textiel getrokken en zijn aan de rechterkant onzichtbaar.
(Tekening: Irene Skals)
Afbeelding 16. Vergrote doorsnede van de onderkant van een opgegraven kledingstuk (de achterkant). De “verenkeling” (singling), ter versterking, wordt gezien als bogen van 10-12 mm hoog garen (zie afbeelding 15), die vanaf de rand naar binnen door het textiel worden getrokken. De rand is afgewerkt met sierstiksels.
(Foto: Peter Danstrøm)
Afbeelding 17. De naden werden waarschijnlijk vanaf de goede kant genaaid en meestal met kleine onzichtbare steken. De naadtoeslag werd met strakke afwerksteken op de stof genaaid. (Tekening: Irene Skals)
Afbeelding 18. Inzetstukken op mouwen en kappen worden zodanig ingebracht dat ze onder het doek liggen, zodat de naadtoeslag van het inzetstuk wordt weggevouwen. De naad is hetzelfde als de lange naden op het kledingstuk. (Tekening: Irene Skals)
Afbeelding 19. De panelen op het kledingstuk zijn aan elkaar genaaid zodat de naadtoeslagen naar elkaar toe/ van elkaar af zijn gericht. Op de middelste inzetnaden, evenals op de zijnaden, zijn de naadtoeslagen ‘naar binnen’ gericht. Om het principe te verduidelijken, toont de tekening oneffenheden in de breedte van de naadtoeslagen, maar in werkelijkheid hebben ze dezelfde breedte. (Tekening: Irene Skals)

Reconstructie van patronen

De patronen voor de reconstructies zijn op basis van metingen van de Groenlandse kledingstukken die in 1921 zoals al eerder vermeld zijn opgegraven door Poul Nørlund op Herjolfsnes in Groenland. Als we naar de staat van de kledingstukken kijken, moet worden aangenomen dat de Noormannen niet in hun beste kledingstukken werden begraven, maar dat de meest gedragen en gerepareerde kledingstukken voor dat doel werden gebruikt. Wanneer de kledingstukken als grafkleding werden gebruikt, waren de naden vaak geheel of gedeeltelijk opengescheurd voordat het lichaam van de overledene erin werd gewikkeld. Bij later onderzoek is gebleken dat er in enkele gevallen onzekerheid bestaat over de oorspronkelijke vorm van het kledingstuk. Verschillende kledingstukken zijn asymmetrisch, wat betekent dat de linkerkant anders is dan de rechterkant. Het is niet bekend of er bij het maken van het kledingstuk anatomische of functionele overwegingen zijn gemaakt voor de persoon die het kledingstuk zou moeten dragen, of dat deze asymmetrie is ontstaan tijdens het dragen, repareren en opnieuw repareren. 

Bij het reconstructieproces van de kledingpatronen is veel belang gehecht aan het proberen zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke patroon te komen. De patronen zijn gebaseerd op afmetingen van de originele kledingstukken, kappen, petten en kousen en zijn zo geprepareerd dat de kledingstukken er “nieuw” uitzien. Er is daarom geen rekening mee gehouden dat de kledingstukken misschien asymmetrisch zijn geweest.

Door de opgravingen, reconstructies en het onderzoek dat gedaan is hebben we een enorme hoeveelheid informatie weten te krijgen over het leven van de Middeleeuwse Groenlander. Daarom vind ik dat het belangrijk is dat er een breder scala aan literatuur, aandacht en focus moet komen naar de Noordelijke/Scandinavische mode-en kostuumgeschiedenis omdat we daar eigenlijk nog zo weinig van weten en er juist enorm veel van kunnen leren. Dat we er zo weinig van weten komt natuurlijk ook doordat er weinig aandacht naar uitgaat, wat zo ontzettend jammer is want zoals je hebt kunnen lezen is er enorm veel over te leren! 

Literatuur 

  • The Norsemen in Greenland: Recent Discoveries at Herjolfsnes. William Hovgaard. P.605-616
  • Aan de rand van de wereld: hoe de Noordzee ons vormde. Michael Pye (paginanummer niet zichtbaar wegens inkijkexemplaar via books.google.nl)
  • Andersson, E.: The common Thread, Textile Production during Late Iron Age – Viking Age. University of Lund, Institute of Archaeology, Report series No. 67, 1999. 
  • Andersson-Wiking, C. & Wiking-Faria, P.: Bockstensmannen. Utställningskatalog. Varberg 2007. Arneborg, J.: Burgunderhuer, baskere og døde nordboer i Herjolfsnes, Grønland. Nationalmuseets Arbejdsmark. København 1996 pp. 75-83.
  • Nørlund, P.: Buried Norsemen at Herjolfsnes. Meddelelser om Grønland, Vol. 67. København 1924. 
  • Nørlund, P.: Klædedragt i Oldtid og Middelalder. Dragt. Nordisk Kultur XV: B. København 1941 pp. 1-88 
  • Guðjónsson, E.E.: Some Aspects of the Icelandic Warp-Weighted Loom, vefstaður. Textile History, 21 (2), London 1990.
  • Østergård, E.: Woven into the Earth. Textiles from Norse Greenland. Aarhus University Press 2004. 
  • Østergård, E.: The Remarkable Clothing of the Medieval Norse Greenlanders, Arctic Clothing, J.C.H. King, 

Met dank aan Dhr. prof. dr. H.A. (Henk) van der Liet voor de correctie van dit artikel.

Geschreven door