Eva van Maanens forunderlige reise gjennom Island (Del 3)

Het laatste deel van de driedelige serie over Eva's vakantie in IJsland.

Kjære lesere, dit is helaas het laatste deel van mijn reisavonturen in IJsland. Ik zou er het liefst nog vele weken langer over willen schrijven maar ik ben uiteindelijk maar achttien dagen in IJsland geweest, dus dit artikel gaat over de laatste zes dagen. Klik op de link om deel 1 en deel 2 terug te lezen.

Þrettándi dagurinn

De dag waar ik toen ik de reis boekte het meest tegenop zag was aangebroken. Vandaag zouden we namelijk beginnen aan een driedaagse trektocht waarbij we elke dag zo’n twintig kilometer zouden lopen. Ik had in Nederland wel geoefend met lange afstanden lopen, maar we zouden nu door een heel bergachtig gebied gaan wandelen dus ik kon van tevoren niet goed inschatten hoe zwaar het zou worden.De trektocht die we zouden gaan lopen, genaamd Laugavegur, is zeer populair in IJsland. Zo’n achtduizend mensen lopen deze route in de zomer. Van september tot april is de Laugavegur namelijk dicht vanwege het onvoorspelbare en voornamelijk ijzige weer.

Velen lopen de route in vier dagen, maar wij zouden dit in drie dagen doen. Dit hield in dat we de eerste dag gelijk het verste zouden moeten lopen, omdat hier een tussenstop zou zijn die we over zouden slaan. De route van vandaag zou in totaal zo’n 23 kilometer zijn, mijn telefoon geeft zelfs aan dat ik die dag 24,4 kilometer heb gelopen. We hadden gelukkig wel één groot voordeel: we hoefden onze bagage niet mee te nemen. Onze backpacks en tenten zouden namelijk worden meegenomen door Andres, een IJslandse man die pre-corona rijke Amerikanen meenam in zijn jeep en met hen het Friðland að Fjallabaki natuurgebied (waar de Laugavegur zich ook bevindt) doorkruiste. We hoefden alleen maar onze dagrugzak mee te nemen. Dat was een hele last van onze schouders, letterlijk. 

Hoewel we deze dag een hele lange afstand zouden afleggen, hoefden we de wekker niet extreem vroeg te zetten. We hadden alles de avond van tevoren al ingepakt, dus met de wafels die ik de vorige avond al had gemaakt in onze maag gingen we op weg naar een nabijgelegen parkeerplaats. Om bij het begin van de route, Landmannalaugar, te komen hadden we een ander busje gehuurd dan de bussen waar we tot dan toe mee hadden gereisd. Deze hadden namelijk geen 4×4 aandrijving en het begin van de Laugavegur lag niet direct aan de bekende ring road. Om bij het beginpunt te komen moesten we zelfs eerst nog twee uur rijden. De bus, die er vrij retro uitzag, had precies genoeg plaats voor ons allemaal, maar leek aan de buitenkant toch veel groter dan dat hij uiteindelijk was. Om in de bus te komen hadden we zelfs een opstapje nodig. Eenmaal op elkaar gepropt in de bus was het tijd om te vertrekken. We wilden het liefst rond een uur of twaalf beginnen met lopen, zodat we voor het donker bij onze bestemming aan zouden komen.

De bus waar we allemaal precies in pasten © Luuk Merkus

De rit naar Landmannalaugar was mooi, maar vrij oncomfortabel. Al snel gingen we van de ringweg af en kwamen we op een onverharde weg terecht waar af en toe keien op lagen die groter waren dan een voetbal.  Het leuke van dit soort wegen in IJsland, die net als de Laugavegur ’s winters zijn afgesloten, is dat er smeltwaterrivieren dwars doorheen stromen. Zo werd de bus ineens een soort amfibievoertuig en veranderde de autorit af en toe ineens in een boottochtje, het water kwam soms zelfs bijna helemaal tot aan de ramen van de bus. Vanaf dit punt waren we vrijwel volledig afgesloten van de buitenwereld, onze telefoons hadden geen bereik meer en we zouden de komende dagen volledig op onszelf zijn aangewezen.

Het ruige landschap rondom Landmannalaugar

Na deze woelige reis kwamen we dan eindelijk aan bij het startpunt van de trektocht. Het was inmiddels al half één, dus we moesten eigenlijk vrijwel direct vertrekken. De tocht begon in een lavaveld, een grote niet-zo-vlakke vlakte dat aan de rand van de Brennisteinsalda ligt, een kleurrijke vulkaan van 855 meter hoog. Een goed begaanbaar pad dat was afgezet met touwen zodat mensen niet gelijk verkeerd zouden lopen, leidde ons langs grote brokken lava die hier overal lagen. Dit bleek uiteindelijk een unicum te zijn, vaak was het pad niet veel breder dan je voeten en soms was er zelfs helemaal geen pad. Op dat soort momenten waren we afhankelijk van de gekleurde paaltjes die om de zoveel meter in de grond waren geslagen.

Het begin van de trektocht © Bas Dijkstra

Aan de rand van het hobbelige lavaveld hielden de touwen op, we waren inmiddels bijna bij de voet van de vulkaan aangekomen. Vanaf hier zouden we de hoogte in gaan: uiteindelijk zouden we vandaag een hoogte van zo ongeveer 1100 meter bereiken. Dit was ook het punt waarop de groep een beetje uit elkaar begon te vallen omdat iedereen een andere wandelsnelheid had. We hadden daarom afgesproken dat iedereen gewoon in diens eigen tempo zou lopen en we om de zoveel uur of kilometer op elkaar zouden wachten. We wisten dat we de komende dagen goed weer zouden hebben, maar we konden niet zo goed inschatten hoe koud of warm het zou zijn dus iedereen had meerdere lagen kleding aan. Maar omdat we tot nu toe een vrij vlak stuk hadden gelopen in de volle zon, had ik het erg warm gekregen en dus gingen stuk voor stuk de lagen weer uit. En zo liep ik ineens in een korte (afrits)broek en T-shirt door de bergen. Lopen is misschien niet het juiste woord, het was inmiddels een echte klim geworden waar ik mijn wandelstokken heel hard bij nodig had. 

Het pad werd nu ook erg steil en ik moest om de twee meter even stilstaan om bij te komen. De ijle lucht sloeg nogal op mijn luchtwegen dus ik was continu buiten adem. Wat ook niet meehielp was dat er maar geen einde leek te komen aan de hoogte. Je kon telkens maar een paar paaltjes vooruitkijken, voordat deze achter de volgende heuvel verdween of een bocht maakte waardoor je de route niet meer kon zien. Elke keer als ik dacht dat ik nu wel het hoogste punt bereikt had, doemde er weer een nieuwe heuvel op met welja, een nieuw paaltje. Hoewel ik tijdens de reis steeds meer vertrouwen had gekregen dat de trektocht me wel goed af zou gaan, begon ik hem nu toch wel een beetje te knijpen. Als ik dit de komende dagen zou moeten volhouden, was ik bang dat ik het einde van de Laugavegur niet zou gaan halen. Maar gelukkig was vandaag de enige dag waar we veel omhoog moesten lopen, de andere dagen zouden we voornamelijk weer gaan dalen.

Een van de meest steile stukken van de reis © Bas Dijkstra

Uiteindelijk hadden we de steilste bergheuvels achter de rug, na een helse klim waar we zigzaggend omhoog moesten en er op het pad bijna geen ruimte was om je wandelstokken neer te zetten. Inmiddels zaten we op grote hoogte en waren we omringd door eeuwige sneeuw en omdat we ons nu minder hoefden in te spannen, werd het tijd om alle laagjes weer aan te trekken. De mensen die voorop liepen hadden het bereiken van dit punt gelukkig ook gezien als een perfect pauzemoment, en zaten een paar honderd meter verderop op ons te wachten. Toen iedereen bij dit punt was aangekomen en we allemaal uitgerust en daardoor verkleumd begonnen te raken, zetten we onze tocht weer verder. Dit stukje was gelukkig minder steil en met vernieuwde energie liep ik weer door. Waar ik eerst bijna helemaal achteraan liep, zat ik ineens in de middenmoot. Maar de steile stukken waren nog niet helemaal achter ons, we hadden het hoogste punt nog niet bereikt. We kwamen nu wel weer iets bijzonders tegen: heetwaterbronnen. Niet heel gek natuurlijk, aangezien we in IJsland waren en in de buurt van een vulkaan liepen. Maar nog geen halve kilometer verderop lag sneeuw, dus ik had niet zien aankomen dat we door een stomend stuk land zouden lopen.

Een bijzondere heetwaterbron, het water leek door de berg heen te stromen © Luuk Merkus

De ene helft van de groep was al doorgelopen en de andere helft stond de bronnen te bewonderen, maar ik had de volgende steile klim al zien liggen, dus ik besloot om mijn oortjes in te doen en door te lopen zodat ik hier alvast rustig aan kon beginnen. Voordat ik naar IJsland ging, verwachtte ik dat mijn telefoonabonnement ook wel in IJsland zou werken. Maar niets bleek minder waar want in de eerste week zat ik al aan mijn datalimiet. Een andere leuke ontdekking die ik had gedaan, was het feit dat mijn opslag bijna vol was. Ik was de hele reis al bezig geweest met foto’s en video’s verwijderen en ik had mijn playlists op Spotify maar offline gehaald. Wel had ik een mini-playlist gemaakt van zes nummers die mij op dat moment het vrolijkst maakten en die ook een goede beat hadden, zodat ik nog een beetje een goed tempo aan kon houden. En zo liep ik ineens vergezeld door Famke Louise door de sneeuw in de IJslandse bergen. We hadden afgesproken om weer op elkaar te wachten bij de eerste trekkershut, genaamd Hrafntinnusker, en voor ik het wist was ik hier ineens al aangekomen.

Als je deze trektocht in vier dagen doet, zou dit de eindbestemming van de eerste dag zijn. Voor ons betekende het dat we nu ongeveer op de helft waren. We zaten midden in de bergen, er was geen wolkje aan de lucht en dus hielden we lekker even pauze in de zon. Het was half vier en we waren dus inmiddels al drie uur onderweg. Normaal loopt een mens gemiddeld vier à vijf kilometer per uur, maar in de bergen is dit slechts twee à drie. Dit hield in dat we nu dus ongeveer tien kilometer hadden gelopen en nog zo’n twaalf kilometer hadden te gaan voordat we bij onze slaapplek aan zouden komen.

Ook hier, op misschien wel een van de meest afgelegen plekken van Europa was het onvermijdelijk: we kwamen een Nederlander tegen. Bij alle trekkershutten op deze route was altijd iemand aanwezig die contact had met de andere hutten om zo in de gaten te kunnen houden of er niet toevallig iemand vermist zou raken. Dat was belangrijk, want het weer was hier op zo’n grote hoogte heel onvoorspelbaar, zeker nu het al eind augustus was en de Laugavegur bijna dicht zou gaan. Vlak voor ik bij de hut was aangekomen, kwam ik een gedenkteken tegen, gemaakt voor een jonge man die overvallen werd door een sneeuwstorm en uiteindelijk stierf op minder dan een kilometer afstand van de berghut. Klik hier om hier een uitgebreid verhaal over te lezen op Reykjavík Grapevine, een Engelstalig online magazine over alles met betrekking tot IJsland.

Een hutwachter bleef zo’n één à twee weken in dezelfde hut, daarna werd de post weer overgenomen door iemand anders. Onze bagageman Andres had ons verteld dat hij ook ooit hutwachter was geweest, maar hier vervulde een Nederlander deze positie. We hebben verder niet echt een gesprek met hem gevoerd maar hij had wel een hond bij zich, wat deze pauzeplek des te leuker maakte. Toen iedereen bij de hut was gearriveerd, wilden de mensen die hier inmiddels al een tijdje zaten eigenlijk wel weer verder. En dus besloten we om opnieuw op te splitsen. De berghut stond halverwege een afdaling, maar dat ging gepaard met eindeloze steile heuvels die voor een deel bedekt waren met ijs en smeltwater. Ik was al die heuvels na die moeizame start inmiddels wel een beetje zat, er leek maar geen einde aan te komen en het leek wel alsof elke heuvel steeds hoger en steiler werd. Dat klopte deels ook wel, na een laatste steile tocht omhoog kwamen we op een prachtig uitkijkpunt, en ineens leken al die heuvels weer heel klein. We besloten hier weer te wachten op de rest, zodat we nog even konden genieten van het prachtige uitzicht. We konden nu een heel groot deel van wat we zojuist hadden gelopen zien, dus zagen we al snel hoe de rest van de groep aan kwam lopen en konden we aan de hand daarvan ook inschatten dat het nog wel even zou gaan duren voordat zij ons bereikten.

Uitzicht over het landschap waar we zojuist doorheen hadden gelopen

Tijdens het wachten kwamen we een fransman tegen die deze wandelroute niet liep, maar mountainbikete. We kwamen hem echter niet fietsend tegen, maar snelwandelend terwijl hij zijn fiets droeg. Dat kon ook niet anders, dit gedeelte van de trektocht kon ook echt alleen maar te voet worden afgelegd. Maar even later zagen we hem beneden met een rotgang over alle heuvels gaan, diezelfde heuvels waar ik zo’n moeite mee had gehad. Van al dat stilzitten hadden we het behoorlijk koud gekregen, dus eigenlijk wilden we wel graag weer doorlopen. Maar omdat we de afspraak hadden gemaakt om op elkaar te wachten, hebben we uiteindelijk bijna een uur in de kou gezeten. 

Een hoop warmte midden in de koude bergen

Toen we weer compleet waren, rond kwart over zes, maakten we dan ook de afspraak dat we voortaan niet meer zo vaak op elkaar zouden wachten omdat niemand daar uiteindelijk echt baat bij had. De mensen die voorop liepen moesten lang wachten, de mensen die achteraan liepen konden minder lang pauze houden. We hadden nu gelukkig wél echt het hoog(s)tepunt van de Laugavegur bereikt en vanaf nu zouden we eigenlijk alleen maar naar beneden lopen. Gelukkig maar, want nog meer van dit soort heuvels had ik echt niet getrokken. We kwamen ook hier weer natuurlijke warmtebronnen tegen, deze keer bestaande uit bubbelende paarse klei en stoom. Na dit fenomeen uitgebreid bewonderd te hebben te hebben, liepen we weer verder waar we even later het wat mij betreft mooiste uitzicht van de hele reis tegenkwamen. We keken uit over een wijd, groen, dal, met hier en daar een berg. In de verte konden we de volgende trekkershut zien liggen: het einde was in zicht! Om daar te komen moesten we nog wel zo’n vijfhonderd meter afdalen en een paar kilometer lopen, maar dat ging gelukkig een stuk sneller dan het omhoog lopen waar we de tocht mee waren begonnen. De afdaling begon op een rotsachtig stuk, waar veel losse keien lagen en waar je als je niet oplette zo onderuit kon gaan. Daarna werd het gelukkig een stuk makkelijker, op een gegeven ogenblik liepen we zelfs door een soort weiland vol met wollegras, en even voelde het alsof ik in een sprookje was beland. 

Ik had toen ik de paklijst voor de reis kreeg niet in de gaten dat een dagrugzak iets anders was dan een normale rugzak. De rugzak die ik had meegenomen was eigenlijk helemaal niet geschikt voor een lange wandeltocht, hij had geen extra ondersteuning voor mijn schouders. Ik begon dus best wel last te krijgen van mijn schouders en rug en mede door die steile afdaling had ik inmiddels ook een beetje last van mijn knieën. Ik had wel al van tevoren gevraagd aan iemand uit de groep die fysiostudent is of ze misschien mijn knieën zou willen tapen, maar dat was jammer genoeg geen wondermiddel. Ik liep tot nu toe nog steeds in de kopgroep, maar ik kon en wilde dit tempo echt niet meer bijhouden, en dus zette ik mijn primitieve playlist weer aan en zo liep ik het laatste stukje richting de hut, genaamd Álftavatn.

De jeep van Andres bij Álftavatn © Luuk Merkus

Bij alle hutten op deze route lag ook een camping. Omdat wij al de hele vakantie aan het kamperen waren en de hutten veel geld kostten terwijl je er weinig comfort voor kreeg, zouden we ook nu in onze tenten slapen. De campings waren heel primitief, warm water kostte een godsvermogen en het toiletgebouw bestond vaak uit niet veel meer dan een paar triplexplaten. De campingplaatsen waren ook niet wat we gewend waren. Er was hier geen gras en de ondergrond was keihard. Het was al kwart over acht toen ik bij de camping was aangekomen en we waren allemaal koud en hongerig. We hadden de groep in tweeën verdeeld: de ene groep zou de tenten gaan opzetten, de andere groep zou alvast gaan koken. De zon was inmiddels achter de bergen verdwenen en er stak een ijzige wind op. Normaal zouden we in de luwe partytent koken, maar die moest met meerdere mensen worden opgezet en zou daarom als laatste aan de beurt zijn. Er zat dus niets anders op dan klappertandend groentes snijden aan een picknicktafel.

Ik was sinds ik was gaan zitten niet meer gestopt met rillen. Zelfs toen iedereen aangekomen was, de partytent stond en het eten klaar was, was ik nog steeds niet opgewarmd. Het was fantastisch om na zo’n lange intensieve dag een warme maaltijd te eten met z’n allen, maar ik kon er niet echt van genieten want alles wat ik wilde was warmte en slaap, ik verlangde intens naar mijn slaapzak. Het was al vrij laat toen we klaar waren met eten en iedereen was zo moe dat we vrijwel direct onze tenten in kropen zodat we onze stukgelopen voeten wat rust konden geven. Ik heb nog nooit zo lekker geslapen als die nacht.

Fjórtándi dagurinn

De volgende ochtend werd ik uitgerust wakker, althans zo voelde het even. Mijn voeten waren namelijk nog steeds een beetje beurs van de vorige dag. Vandaag zouden we gelukkig niet zo lang onderweg zijn als de dag ervoor en na een snel ontbijt was het weer tijd om te vertrekken. We hadden de tenten ingepakt en meegegeven aan Andres, die volgens mij in zijn jeep sliep. Vandaag zouden we meerdere rivieren moeten oversteken, en de eerste kwamen we al tegen toen Álftavatn net uit het zicht was verdwenen. En dus moesten we onze wandelschoenen gelijk alweer verwisselen voor, in mijn geval, sandalen om veilig aan de overkant te komen. Deze rivier was niet heel diep, maar wel vrij breed en koud en na een paar minuten op zoek te zijn geweest naar de kortste en meest ondiepe oversteekplaats besloten we het er maar op te wagen. Dit ging niet helemaal succesvol en de oversteek resulteerde dan ook in natte broekspijpen. Maar het was een vrij warme, doch bewolkte dag, dus we bleven optimistisch.

Het mos had vaak een bijzondere gifgroene kleur

De wandeltocht ging in vergelijking met de dag ervoor een stuk soepeler. We bevonden ons nog steeds in een heuvelachtig gebied maar het begon steeds vlakker te worden en de paden waren hier een stuk beter begaanbaar. Het was een ontspannen wandeling waarbij ik soms niet eens meer mijn wandelstokken nodig had. Een aantal keer kwamen we een rivier tegen waar, als deze te diep was, een provisorische brug overheen was gebouwd. Maar deze luxe hadden we niet overal: we moesten ook nog een tweede rivier oversteken. Deze rivier was dieper en breder dan de eerste dus de lagen kleding (ik droeg meestal twee broeken) moesten uit of worden opgetrokken zodat dit niet nat zou worden. Ik deed mijn afritsbroek op de kortste stand, mijn sandalen die net weer een beetje waren opgedroogd aan en ik gebruikte mijn wandelstokken voor de extra stabiliteit. Waar het oversteken van de rivier tijdens een van de eerste dagen nog een leuke afwisseling en fijn opfrismoment was, was dat hier wel even anders. We zaten nog steeds op een behoorlijke hoogte dus het water was koud en de stroming sterk. Stapje voor stapje lukte het ons dan toch om de overkant te bereiken. Ik had al nauwelijks meer gevoel in mijn voeten door het vele lopen, maar nu voelde ik helemaal niks meer. Ik trok gauw mijn schoenen weer aan zodat ik een beetje warm kon lopen.

Onze bagage werd veilig naar de overkant gebracht met de auto, maar wij moesten over een enge brug

Na deze rivier begon het landschap ineens in rap tempo te veranderen. Waar we eerst nog omgeven waren door met mos bedekte heuvels en stromende beekjes, liepen we nu weer door een uitgestrekt lavaveld. Hier is eigenlijk niet zoveel interessants over te vertellen, dit landschap zou niet veel veranderen voordat we weer bij onze volgende bestemming, Emstrur aan zouden komen. Vandaag liepen we weer in een redelijk verdeeld tempo, maar uiteindelijk bleef de groep toch wel enigszins bij elkaar, afgezien van de mensen in de kopgroep. Terwijl wij nog even jolig poseerden op een rots, waren zij inmiddels al bijna bij de hut aangekomen. Dat was voor ons eigenlijk alleen maar fijn, want toen wij daar aankwamen stonden bijna alle tenten al overeind. Emstrur was anders opgebouwd dan de andere trekkershutten die we tot dan toe waren tegengekomen. Hoewel de hut net zoals Hrafntinnusker in een soort dal lag, bestond Emstrur uit allemaal kleine huisjes in plaats van één of twee grote, en waren deze allemaal gebouwd op een houten plateau. Onze campingplaatsen bevonden zich ook op een soort van platgemaakt plateau, bestaande uit voornamelijk lavagruis en zand.

Er was ons ter ore gekomen dat er een klein stukje verderop nog een uitkijkpunt was. Maar hoewel we vandaag minder lang hadden gelopen, zo’n zes uur in totaal gok ik, waren we allemaal echt uitgeput dus veel animo voor een tweede wandeling was er niet. Maar ik moest denken aan de afspraak die ik met mezelf had gemaakt om alles uit deze reis te proberen te halen, en ik besloot me aan te sluiten bij het kleine groepje dat wel ging, met onze beste vriend Andres incluis. En daar heb ik absoluut geen spijt van gehad. Het uitzicht dat ik toen heb gezien was denk ik echt het mooiste uitzicht van de hele reis. In de verte lag de Einhyrningur, oftewel de eenhoornberg, alhoewel ik hem persoonlijk meer op een neushoorn vind lijken. De zon ging bijna onder, maar het was nog licht waardoor alles er heel grauw en ruw uitzag. We stonden aan het randje van een diepe afgrond, en het leek wel alsof de aarde hier doormidden was gespleten. De wandelroute zou ons zelfs nog dieper langs deze ravijn leiden, en ik kon bijna niet wachten tot de volgende ochtend.

In de verte is de Einhyrningur te zien

Fimmtánda daginn

De laatste dag van de trektocht was aangebroken. Ik vond het ergens wel jammer, deze dagen waren heel intensief maar zo ontzettend mooi dat ik met alle liefde nog een paar wandeldagen eraan vast had willen plakken. Vandaag was de weersvoorspelling voor het eerst in de afgelopen weken dat we hier waren niet zo goed. Het zou vandaag gaan regenen, dus we hadden onszelf alvast ingepakt in regenkleding. We zouden vandaag eigenlijk alleen maar verder gaan afdalen, maar eerst moesten we nog aan de overkant van het ravijn zien te komen. Waar deze er gisteravond nog zo indrukwekkend uitzag, was deze kloof van dichtbij veel kleiner. Ook hier was een gammele brug over de rivier gebouwd, waar je gelukkig maar een paar stappen op hoefde te zetten voor je bij de overkant was.

Uitzicht vanaf een gammele brug met op de achtergrond de gletsjer waar we een paar dagen eerder hadden ijsgeklommen

We stonden nu midden in een zanderig landschap met hier en daar een rots, omgeven door met mos bedekte heuvels. Het was inmiddels aan het motregenen, dus het lava-achtige zand was veranderd in modder. We zouden een paar van deze heuvels beklimmen, wat soms nog best wel een uitdaging was door het losse doch modderachtige zand. Maar nadat we een paar van deze heuvels waren overgestoken en een korte pauze hadden gehouden bij een rotspartij die bescherming bood tegen de regen, kwamen we op een steeds vlakker en duidelijker pad. Vlak hiervoor waren we met nog wel collectief verkeerd gelopen omdat we een paaltje verkeerd hadden geïnterpreteerd. Hoewel het voorste deel van de groep heel makkelijk weer op het rechte pad terecht kon komen, liep ik in het midden en besloot ik dat het makkelijker was om te draaien zodat ik weer gelijk goed zou lopen. De verkeerde beslissing, ik gleed uit en lag ineens languit op de grond, bedekt met modder. Gelukkig regende het én was dit de laatste wandeldag dus viel de “schade” mee.

Inmiddels liepen we op een écht pad, een heel verschil met twee dagen ervoor, toen er vaak niet eens een olifantenpad te zien was. In de verte doemden wat bergen op, omgeven door laaghangende wolken. Het leek wel een paradijs, omdat op dit stukje de zon weer was begonnen met schijnen. Erg lang hebben we er niet van kunnen genieten want plots moesten we een afslag naar links nemen, dwars door een klein berkenbos. En ineens stonden we voor een gammele brug, bestaande uit drie planken met kieren ertussen, waardoor je recht naar beneden kon kijken. Zo’n tien meter lager stroomde een kolkende rivier onder ons door. We liepen dit stuk met z’n vieren, alleen gingen zij allemaal alvast doodleuk op deze brug staan, levensgevaarlijk als je het mij vraagt. De brug lag vol met modder en je had een groot probleem als je uit zou glijden, dus ik waagde de gok pas toen iedereen al aan de overkant was.

Er was niks aan de hand natuurlijk, maar ik was blij weer een van deze bruggen te hebben overleefd. Als extra cadeau ging de zon ook heel eventjes schijnen, en ontstond er recht voor onze neus een kleine regenboog waarvan je allebei de uiteindes kon zien. Maar we hebben geen pot met goud gevonden helaas. We liepen nu wel op een duidelijkere weg, gekenmerkt door twee diepe bandensporen. We kwamen dus weer in de buurt van de bewoonde wereld. Maar we waren er nog lang niet, in de verte verscheen de volgende uitdaging van de dag: een rivier zonder brug. Dat was jammer, want ik had het koud en ik was vies en doorweekt van de regen en modder. Daarnaast was er nog iets anders ‘nieuws’ aan deze rivier: hij was dieper dan de rivieren die we tot dan toe hadden overgestoken. En dus moesten onze broeken helemaal uit deze keer, en begonnen we aan de overtocht in onze onderbroeken. Aan de overkant stond de kopgroep op ons te wachten, die hadden zich er natuurlijk op verheugd om ons te zien ploeteren door het ijskoude water.

In de verte lag de rivier die we zouden moeten doorkruisen

En het was ook wel behoorlijk zwoegen, mijn benen stonden op een gegeven moment bijna helemaal onder water. Maar gelukkig bereikte ik na een niet al te lange tijd de overkant en kreeg ik daar een handdoek aangeboden waardoor ik het al vrij snel weer semi-behaaglijk had, afgezien van mijn vieze kleren natuurlijk.

Aan de overkant van deze rivier was het landschap enorm veranderd. Ineens liepen we over een goed aangelegd pad midden in een soort van bos. De bomen waren niet heel veel langer dan onszelf, hoge bomen zijn namelijk vrij zeldzaam in IJsland. Het voelde ook echt alsof we ineens een boswandeling in de herfst aan het maken waren. We liepen nog steeds door een heuvelachtig gebied, maar het voelde net alsof we niet meer in IJsland waren. Op een gegeven moment kwamen we zelfs twee joggers tegen die hun dagelijkse rondje aan het rennen waren.

En daar was het dan, het einde van de Laugavegur trekking. We hadden eindelijk het laatste paaltje bereikt, die ons de afgelopen dagen om de zoveel meter hadden vergezeld met af en toe een teruglopend cijfer erop. Op deze manier wisten we hoeveel paaltjes we nog langs moesten lopen voordat we het eindpunt zouden bereiken. Maar we waren er nog niet, we moesten nog een paar meter lopen voordat we Þórsmörk zouden bereiken, het officiële eindpunt van de trektocht. Maar hier zouden we niet blijven slapen, twee kilometer verderop lag nog een andere camping genaamd Básar waar Andrés onze spullen naar toe had gebracht.

Natuurlijk lag Þórsmörk aan de oever van de zoveelste rivier en lag Básar aan de overkant en dus zouden we wéér een rivier over moeten steken. Gelukkig vonden de IJslanders dat de rivier hier toch echt te diep was om te voet over te steken, en dus hadden ze er een brug neergezet. Maar ook dit was niet bepaald een fijne brug om over te steken, het was namelijk een tijdelijke brug op wielen. En om erop te komen moesten we ook nog eens een ladder gebruiken. Het voelde voor mij dan ook alsof deze ieder moment weg kon rollen en ik meegesleurd zou worden met de rivier toen ik er eenmaal op stond.

Maar mijn angst was voor de zoveelste keer onrechtmatig en iedereen bereikte natuurlijk gewoon veilig de overkant. Hierna liepen we eindelijk op een ‘normale’ gravelroad die ons naar onze camping leidde, die overigens best druk bezocht was en waar tientallen auto’s geparkeerd stonden. We hoefden alleen nog maar de tenten op te zetten, maar het was ons gelukt, in drie dagen hadden we zestig kilometer gelopen.

Sextándi dagurinn

We konden vandaag eindelijk weer een beetje uitslapen. We zouden rond een uur of vier met een bus weer terug naar de bewoonde wereld keren, dus we moesten onszelf tot die tijd nog even vermaken. Er zou een paar kilometer verderop een kloof zijn waar een scène uit de populaire serie Game of Thrones was opgenomen. Om hier te komen moesten we, jawel, weer een rivier oversteken. Het was nog steeds geen mooi weer, en we waren allemaal eigenlijk echt bekaf, dus we stonden niet bepaald te springen om deze oversteek te maken. De rivier was ook gelijk de meest heftige rivier van de reis: er lagen overal grote keien en de stroming was sterk. Daarnaast was de rivier ook een soort delta, en dus zouden we deze rivier eigenlijk minstens drie keer over moeten steken. Naast dit alles was het hier ook nog eens heel diep, wat inhield dat we ook deze rivier in onze onderbroek zouden moeten oversteken. Gelukkig waren we allemaal al wat dichter bij elkaar gekomen nadat we hetzelfde hadden moeten doen bij de river crossing van de vorige dag, dus dat was het minst erge onderdeel van deze onderneming.

De rivier in kwestie

Maar hierna ging alles eigenlijk bergafwaarts. In een kolonne waren we begonnen aan de eerste oversteek, maar we konden onze wandelstokken niet eens gebruiken voor de stabiliteit, omdat we deze niet stevig neer konden zetten in het water door de aanwezigheid van de keien. En dus waren we helemaal op onszelf aangewezen om de overkant te bereiken. Eenmaal aan de overkant, lukte het ook bijna niet om op de kant te klimmen. Iemand die het al wel was gelukt op de oever te klimmen, probeerde me op de kant te hijsen, maar hierbij schoot mijn arm uit de kom (en gelukkig ook gelijk weer in de kom dankzij mijn hypermobiliteit), en dus kostte het allemaal nog wat meer moeite. En omdat we nog minstens twee keer zo’n zelfde overtocht zouden moeten maken voordat we überhaupt deze rivier waren overgestoken, besloot de meerderheid van de groep dat het beter was als we terug zouden keren en de kloof zouden laten voor wat het was. En dus maakten we vrijwel direct weer rechtsomkeert, naar de veilige overkant.

Maar toen gebeurde er nog iets naarders. Iemand van ons groepje gaf aan dat ze zich niet goed voelde, waarna ze flauwviel en niet goed meer aanspreekbaar was. We hadden gelukkig meerdere mensen in ons midden die in de zorg werkten en/of een BHV-diploma hadden die haar direct te hulp schoten, maar omdat we niet wisten wat er aan de hand was belden we ook 112. Die vertelden ons dat het minstens een half uur zou duren voordat er een ambulance ter plaatse kon komen. Ondertussen stonden we nog steeds allemaal in onze onderbroek en om te voorkomen dat we straks allemaal mee moesten naar het ziekenhuis voor hypothermie, trokken we snel onze kleren weer aan. Maar we waren nog steeds schaars gekleed want we hadden, naast twee reddingsdekens die we uit onze EHBO-kits gevist hadden, al onze jassen en vesten over haar heen gelegd om warmte te creëren. Maar naast het vormen van een menselijke muur om de wind tegen te houden, konden we, behalve de hulpverleners onder ons natuurlijk, eigenlijk niet zoveel doen. Ik ging samen met een paar anderen maar op de uitkijk staan aan de rand van een weg die gelukkig niet heel ver van de rivier vandaan liep, om de ambulances de weg te kunnen wijzen.

Na wat voelde als een eeuw, hoorden we ineens een gek geluid in de verte. Omdat er een aantal auto’s in de buurt bezig waren dezelfde rivier over te steken, dacht ik eerst dat het van één van deze auto’s vandaan kwam omdat deze vast was komen te zitten. Maar al snel doemden er ineens allemaal stofwolken op en in een mum van tijd stonden er ineens twee ambulancewagens voor onze neus. Er sprongen allemaal vrijwilligers uit, er was er zelfs één bij die nog zijn verfbroek aanhad. Aangezien zij helemaal vanuit het dichtstbijzijnde dorp dat minstens een uur verderop lag moesten komen, was het knap dat het ze was gelukt om hier na een halfuur al te zijn. De ambulances zagen er dan ook wel heel futuristisch uit en waren uitgerust met enorme banden die alle weersomstandigheden en oppervlaktes konden weerstaan. Na een kort onderzoek bleek alles gelukkig mee te vallen en werd ze weer teruggebracht naar de camping om bij te komen. We waren allemaal heel erg geschrokken dus dit was een hele opluchting. Hulde aan de mensen uit onze groep die kalm bleven en direct te hulp schoten.

Nadat we van de allerergste schrik waren bekomen en we allemaal terug op de camping waren aangekomen, was het bijna gelijk alweer tijd om te vertrekken. We hadden de tenten ‘s ochtends al ingepakt, maar nu moesten we alles nog naar de parkeerplaats slepen en inladen in de bus die ons weer terug zou brengen naar onze eigen busjes. De bus die ons daarheen zou brengen had ook 4×4 aandrijving. Deze keer was het geen privé bus waar we in zaten en zouden we meerdere keren ergens stoppen om mensen op te halen. Dat hield ook in dat we meerdere keren die rottige rivier weer over moesten steken. Dat was een heel gehobbel en het was net alsof je in een achtbaan zat. Maar uiteindelijk kwamen we weer op een normale weg terecht en konden we allemaal eindelijk een klein beetje bijkomen van de heftige dag(en). Eenmaal terug in de bewoonde wereld hoefden we de tenten gelukkig niet op te zetten, voor deze avond hadden we een aantal driepersoons huisjes gehuurd. En na een kort bezoek aan een pizzeria lagen we al snel allemaal voor pampus na deze tumultueuze dag.

De bus die ons terug zou brengen en met moeite alle terreinen trotseerde

Sautjándi dagurinn

Het einde van de reis kwam in zicht. Vandaag zouden we naar Reykjavik afreizen en morgen weer terugvliegen naar Amsterdam. We hadden voor vandaag een vrij rustig programma, we zouden anderhalf uur onderweg zijn naar de laatste camping en na het opzetten van de tenten nog even de stad in gaan. Onderweg kwamen we de laatste indrukwekkende waterval, Urriðafoss, tegen van deze vakantie. De waterval zelf was niet heel hoog, slechts zes meter, maar wel heel breed en er stroomde dan ook enorm veel water doorheen. Op foto’s lijkt het niet zo bijzonder, maar de waterval bestaat uit verschillende ‘lagen’ waardoor hij als het ware wordt uitgestrekt.

Urriðafoss was zo breed en extrinsiek dat je het eigenlijk niet kunt vastleggen met één foto © Luuk Merkus

Het was opnieuw niet zulk lekker weer en het waaide behoorlijk hard, dus we hebben de waterval maar kort bewonderd en gingen gauw weer terug in de warme bus. Eenmaal bij de camping bleek er ook een hostel aanwezig te zijn en bleken de meesten daar toch wel liever te slapen, waardoor we uiteindelijk maar met zes mensen overbleven die de laatste nacht in een tent wilden doorbrengen.Ineens was het al vrij laat en was het tijd om de stad te gaan verkennen. Dit was een korte wandeling en als snel stonden we wéér op de Laugavegur. Maar deze keer was het niet de naam van een trektocht, maar gewoon de naam van de meest bekende straat van Reykjavík. Het leek ons bijna allemaal wel leuk om een échte IJslandse trui te hebben en bijna alle souvenirwinkels claimden dat zij dit hadden. We gingen winkel in en winkel uit, maar bij de meesten stond alleen maar ‘designed in Iceland’ en slechts een paar hadden ook echt het label ‘made in Iceland’. Naast de nagenoege oplichterij bleken de meeste truien ook nog eens heel duur te zijn. Ik heb er een aantal gepast, maar ze kriebelden zo enorm dat ik het maar een paar seconden volhield om ze te dragen en ik het idee van een trui uiteindelijk maar heb laten varen. Inmiddels hadden we honger gekregen en besloten we uit eten te gaan bij Bastard, een hipster uitziende brasserie waar ze een heerlijk menu bleken te hebben. Nadat we onze buiken rond hadden gegeten was het tijd om weer naar huis te gaan en sloten we deze laatste avond af in onze vertrouwde partytent terwijl we spelletjes speelden.

Átjándi dagurinn

‘s Ochtends werd ik een beetje treurig wakker. Vandaag was het echt de laatste dag dat we hier zouden zijn. Ik had eigenlijk op dat moment al heimwee naar IJsland. De laatste weken waren zo fantastisch geweest en we waren inmiddels zo’n hechte groep geworden dat ik er eigenlijk niet aan wilde denken dat we straks allemaal weer onze eigen weg zouden gaan.

We hadden de tenten voor de laatste keer ingepakt, en het eten dat was overgebleven verdeeld onder de andere campinggasten. We zouden pas rond 12:00 naar het vliegveld vertrekken dus we hadden nog een paar uur de tijd om de stad te verkennen. We splitsten op in groepjes en ik wilde nog steeds graag een typisch IJslands kledingstuk. Uiteindelijk kwam ons groepje bij een winkel terecht die alleen gebreide dekens, mutsen en sjaals verkocht. Of alles nou echt in IJsland was geproduceerd bleef een beetje onduidelijk maar de mutsen waren heel erg zacht en dus stapten we uiteindelijk allemaal naar buiten met een warm hoofd.

Ik had ook een lijstje gemaakt met voor wie ik graag souvenirs mee wilde nemen, dus ik besloot in mijn eentje verder te gaan en nog even snel wat winkeltjes in te duiken. Er waren zo veel toeristenwinkels dat het me een beetje begon te duizelen en ik als een kip zonder kop rondliep op de Laugavegur. Uiteindelijk ben ik gesetteld voor IJslandse sokken, die allemaal het label ‘produced in Iceland’ hadden. Ik had ook voor mezelf een paar meegenomen, maar ik kwam er pas thuis achter dat deze óók van de kriebelende variant waren. Dus helaas geen praktisch souvenir, maar wél een leuk aandenken voor mij.

Een standbeeld van Leifur Eiríksson voor de iconische kerk

We verzamelden ons rond een uur of twaalf bij de Hallgrímskirkja in Reykjavík en moesten we weer in de busjes richting het vliegveld. Nadat we de busjes hadden ingeleverd en op het vliegveld stonden, was het tijd om de tassen in te checken. Deze mochten maximaal twintig kilo wegen en ik was bang dat ik hier ver overheen zou zitten. Op de heenweg woog mijn tas namelijk al zo’n zestien kilo en ik had gedurende de reis best wel wat dingen verzameld die behoorlijk wat wogen. Maar ik had geluk: ik kwam een paar gram onder de twintig uit en kon zonder problemen doorlopen.

De laatste selfie van de reis op het vliegveld van IJsland

De vliegreis naar Nederland zou iets meer dan drie uur duren, maar omdat er in de zomer twee uur tijdsverschil is kwamen we uiteindelijk vijf uur later aan op Schiphol. Bovendien hadden we ook nog eens een uur vertraging waardoor we uiteindelijk pas om half acht ‘s avonds vertrokken vanuit Keflavík en om half één Nederlandse tijd landden. Ik hoopte uitvoerig dat mijn bagage deze keer wel op de band lag, en toen ik deze eindelijk om de hoek zag komen sprong ik dan ook een gat in de lucht.

Nu was het dan toch echt tijd geworden om afscheid te nemen. Het was voor ons allemaal een emotioneel moment, drie weken lang hebben we in een coronavrije bubbel mogen leven, waar we geen afstand van elkaar hoefden te houden en elkaar konden knuffelen wanneer we wilden. Nog één laatste groepsknuffel dan, gepaard met de belofte dat we elkaar over een maand weer zouden zien, en toen scheidden onze wegen weer. We verspreidden ons weer over het hele land, gingen weer terug naar ons eigen leven, terug naar de kille werkelijkheid.

Ik heb ervan genoten om jullie de afgelopen weken mee te nemen op een tour door IJsland, ik hoop dat jullie het net zo leuk vonden om te lezen als ik het vond om te schrijven. Binnenkort zal deze trilogie ook als podcast te beluisteren zijn, volg ons op Instagram voor de nieuwste updates. Heb je door al deze verhalen interesse gekregen om zelf op deze reis gaan? Kijk dan op kaaimanreizen.nl voor meer informatie.

Geschreven door