Eva van Maanens forunderlige reise gjennom Island (Del 2)

Deel twee van een driedelige serie over Eva's vakantie in IJsland.

Velkommen tilbake kjære lesere bij deel twee van mijn serie over mijn avonturen in IJsland! De vorige keer liet ik jullie achter in het noorden, maar deze week gaan we verder richting het zuiden. Benieuwd naar deel één van deze serie? Klik hier om deze te lezen.

Sjöunda daginn

De afgelopen week had bestaan uit ’s avonds voor twaalf uur uitgeteld in je slaapzak kruipen, en rond een uur of zeven weer opstaan. Dit slaapritme is waarschijnlijk het meest georganiseerde slaapritme dat ik ooit heb gehad, maar de dagen op IJsland waren lang en zo volgepland dat ik er na de eerste nacht al aan gewend was geraakt. Het slapen in een tent op een locatie waar men niet zo snel zou denken aan een camping, viel daarnaast ook heel erg mee. Dag zeven begon niet heel anders. Om tien uur stond er weer iets uitzonderlijks op de planning: we zouden naar een klein dorpje genaamd Húsavík gaan voor een walvissafari. Deze naam komt sommigen misschien bekend voor, het dorpje kwam ook voor in Eurovision: the Story of Fire Saga.

Ik heb het normaal eigenlijk niet zo op boten en grote diepe waterlichamen, maar ik wilde deze kans niet laten varen. Hoewel er op IJsland, zeker in vergelijking met Nederland, weinig coronabesmettingen waren ten tijde van onze reis, waren we toch verplicht om een mondkapje op te doen. Dat bleek uiteindelijk maar goed ook, want wij waren zeker niet de enige op deze, voor IJslandse begrippen, stampvolle vissersboot. Een hele vriendelijke gids, die me sterk deed denken aan Greta Thunberg, begroette ons en vertelde dat we een goede dag hadden uitgekozen voor een boottochtje. Het was fantastisch zonnig weer en de zee was kalm. Allemaal leuk en aardig dat ze dat vertelde, en dat leek aan het begin inderdaad het geval, je zag nauwelijks golven. Maar dat voelde wel anders. Je moest je stevig vasthouden en werd alle kanten opgeschud. Ik begon een beetje spijt te krijgen dat ik was meegegaan, maar teruggaan was geen optie. Gelukkig hoefden we niet heel ver te varen om de eerste grote zeereus te zien. We waren niet de enige in de baai, er waren een stuk of vijf andere boten allemaal op zoek naar hetzelfde: een blauwe vinvis, het grootste zoogdier op aarde. Natuurlijk weet je nooit van tevoren wat je tegen gaat komen, en we hadden ook de waarschuwing gekregen dat we deze waarschijnlijk niet zouden gaan zien. Bovendien gingen we op pad met een diervriendelijke organisatie, dus we zouden niet actief alle dieren gaan achtervolgen (wat sommige boten in de baai jammer genoeg wel deden). Desondanks hadden we goede hoop dat we wat dieren zouden zien, en dat was ook zo: onze gids stond op de uitkijk en riep telkens aan welke kant we moesten kijken, waarna de boot vervolgens dichterbij probeerde te komen. Dat hielp alleen niet echt mee met alle schommelingen van de golven die er al waren, dus ik heb op een gegeven moment mijn ogen maar dicht gedaan totdat we weer stillagen. De boottocht was uiteindelijk meer dan de moeite waard: we hebben een aantal keer een bultrug gezien, en toen we weer onderweg waren naar de haven kwamen er zelfs nog een aantal bruinvissen voorbij sjezen.

De staart van een bultrug © Luuk Merkus

Het walvissen spotten was niet het enige wat op de planning stond, we zouden een kleine omweg maken onderweg naar de inmiddels vierde waterval van deze reis, Dettifoss, een van de krachtigste watervallen van heel Europa. Om er te komen moesten we door wegwerkzaamheden wel eerst nog tientallen kilometers over een onverharde weg, maar uiteindelijk was het wel indrukwekkend om te zien. De waterval komt uit in een grote rotsachtige kloof, en je kan heel dicht bij de bovenkant van de 44 meter hoge waterval komen. Van dichtbij is de waterval naar mijns inziens wel wat minder mooi omdat het water wat modderig is, maar het geluid dat ervan afkomt is oorverdovend.

Dettifoss

Ten slotte hadden we aan het einde van deze dag nog een tijdslot gereserveerd in een ‘natuurlijk’ geothermisch bad in de buurt van onze camping. Ik heb het opgezocht en helemaal natuurlijk is het niet. Alle zwembaden en dergelijke zijn aangelegd, maar voor het natuurlijke idee hadden ze donker zand en fijn grind in het water gestopt. Dat voelde in het begin heel gek, maar door de warmte van het water, zo’n veertig graden, vergat je dat al snel. Het water in de zwembaden werd, net zoals bijna al het andere water in IJsland, op een geothermische manier verwarmd. Dat betekende onder andere dat er een grote hoeveelheid zwavel in het water zat, en er werd ons daarom geadviseerd om sieraden van zilver of messing af te doen omdat die zwart worden in het water. Ik heb piercings in mijn oren waarvan ik dacht dat die allemaal van titanium of chirurgisch staal waren, en ik was mijn sieraden vergeten mee te nemen toen ik me zo moest haasten om mijn vlucht te halen, dus ik dacht dat ik zo wel in het water kon stappen. Maar toen ik ’s avonds tijdens het tandenpoetsen in de spiegel keek, zag ik dat er toch één was verkleurd. Ik zou de piercing kunnen vervangen, maar ik vind het wel een mooi aandenken aan de reis.

Groepsfoto in een van de zwembaden van Mývatn Nature Baths © Sharon Schraauwen

Áttunda daginn

De volgende ochtend pakten we de tenten al vroeg weer in omdat ons een lange reis te wachten stond. We zouden uit het noorden richting het westen vertrekken, en zo’n viereneenhalf uur onderweg zijn naar onze volgende bestemming. Onderweg gingen we ook nog een mooie wandeltocht maken naar de natuurlijke basaltzuilen genaamd Stuðlagil. De basaltzuilen bestonden uit kaarsrechte hexagonen. Eigenlijk is dat een hele gekke vorm die je niet zo snel verwachten in de natuur, maar een hexagoon schijnt de sterkste natuurlijke vorm te zijn. Je komt ze bijvoorbeeld ook tegen in een bijenkorf. In dit geval zijn de zeshoekige zuilen ontstaan door afkoelend en daardoor krimpend lava waaruit deze formatie is voortgekomen. Ik begrijp het zelf ook niet helemaal. De wandeltocht zou ook nog eens ongeveer drie uur in totaal duren, dus de dag zat behoorlijk vol. De wandeling naar de basaltkloof was anders dan we inmiddels gewend waren. Er was een vrij duidelijk pad dat wel heuvelachtig was, maar niet zoals de bergtochten die we eerder hadden meegemaakt. We hadden onze wandelstokken meegenomen, maar die waren uiteindelijk helemaal niet nodig. Het weer was uitstekend en we liepen tussen de schapen naar de kloof waar je de hexagonen het beste kon zien. In deze kloof liep een rivier, die een kleur had die een beetje tussen ijsblauw en turquoise in lag. Het zag er magisch uit, alsof we in een andere wereld waren beland. Van veraf was het al mooi, maar we konden ook nog eens naar beneden klimmen en op de kolommen zelf staan. Hoewel de wandeling naar de kloof makkelijk was, was de klim naar beneden toch nog wel even een uitdaging. Gelukkig waren de kolommen plat en vormden die als het ware een trap naar de rivier beneden. Echt lang konden we hier niet blijven, dus na een paar foto’s gemaakt te hebben begonnen we weer aan de wandeling terug. We moesten nog twee uur rijden naar de volgende camping en het begon al laat te worden.

Toen we aankwamen bij de camping was het al een uur of acht ‘s avonds, koud, en het waaide heel hard. Terwijl onze reisleiders alles regelden bij een toevallig Nederlandse eigenaresse die al heel lang in IJsland woonde, wachtten wij in de busjes. Het duurde voor ons gevoel heel lang en wij waren verkleumd en hongerig. We zouden hier maar één nachtje blijven dus we hadden allemaal absoluut geen zin om vijf slaaptenten en één partytent op te zetten, terwijl we ook nog moesten koken. Uiteindelijk kwamen ze weer naar buiten met goed nieuws: we mochten vanavond in het gastenverblijf slapen! Het gevoel van euforie dat er toen in ons naar boven kwam was onbeschrijfelijk. Ik vind slapen in een tent ook leuk, maar op een gegeven moment begin je toch de luxe van een bed te missen, dus dit was een hele fijne verrassing. We konden eindelijk fatsoenlijk douchen, we hadden een keuken en een wasmachine dus het feest kon beginnen. Maar eigenlijk keken we er het meest naar uit om in een bed te slapen, dus echt lang heeft dat feest niet geduurd.

Níunda daginn

Na een nacht goed slapen trokken we verder naar het zuiden. Ook vandaag zouden we een heel stuk van IJsland doorreizen en zo uiteindelijk in twee dagen van het noorden naar het zuiden zijn gereisd, op de kaart bijna precies een dwarsdoorsnede van IJsland. Onderweg kwamen we langs een strand met zwart zand. Hier zouden we ook weer een korte wandeling maken, deze keer zonder stokken. Ik denk niet dat er ergens een plek is in IJsland waar geen bergen op de achtergrond zijn, maar na een aantal bergwandelingen was een strandwandeling ook wel weer eens leuk. De bergen die vlak naast dit strand lagen zagen eruit alsof ze zo uit een sciencefiction film konden komen, alsof daar de plek van het kasteel van de antagonist zou staan. We hadden niet echt een specifiek doel op het strand zelf, dus iedereen liep een beetje verspreid rond. Ik ging strandjutten, iets wat best goed te doen was in dit zand, omdat de schelpen en stenen erg afstaken tegen het zwarte zand. De zee was onstuimig en omdat we in een soort baai waren kwamen de golven van alle kanten, waardoor we soms ineens een stukje naar achter moesten rennen, maar dat was juist alleen maar leuk. Na uitgewaaid te zijn op dit strand, liepen we naar een restaurantje daar vlakbij om op te warmen, waarna we weer verder gingen richting de volgende camping.

Onze volgende pitstop was bij een gletsjermeer, waar we de volgende dag ook heen zouden gaan voor een boottocht. Waar de omgeving rondom het zwarte strand nog zo donker was, was het hier heel erg licht. Talloze ijsbergen dreven rond in een meer, om af en toe meegesleurd te worden in een korte rivier naar de zee. Hierdoor veranderde het landschap telkens, met her en der een omkerende ijsberg. Nadat we hier alles alvast hadden verkend en de nodige foto’s hadden genomen, gingen we door naar de camping die niet veel verderop lag, waar we twee nachten zouden blijven.

De ijsbergen in Jökulsárlón

De rest van de avond verliep rustig, en net toen iedereen bijna lag te slapen riep een van onze reisleiders ons allemaal bijeen omdat we boven ons het noorderlicht konden zien! En zo stonden we ineens met zijn veertienen om middernacht in onze pyjama naar boven te kijken. Het was natuurlijk ijskoud, maar ik sta erom bekend dat ik het altijd warm heb en fungeer als een levende kachel, dus iedereen klampte zich aan elkaar en vervolgens aan mij vast om niet helemaal te bevriezen. Het was fantastisch om te zien, al die dansende bogen aan een pikdonkere hemel, met hier en daar een vallende ster. In totaal hebben we ruim anderhalf uur naar boven staan staren, totdat het magische moment voorbij was en er alleen nog een paar lichte streepjes te zien waren. Omdat ik al mijn eigen warmte had afgestaan aan de mensen om me heen en het inmiddels ook vrij koud had gekregen, hebben een aantal van ons nog warme chocolademelk met rum gedronken zodat we een van de bijzonderste avonden van mijn leven nog nét een beetje bijzonderder konden maken.

Blije hoofden en het noorderlicht © Luuk Merkus

Tíunda daginn

Op dag tien stond er weer iets spannends op de planning. We gingen weer terug naar het gletsjermeer, deze keer omdat we met een zodiac boot, een grote motorische opblaasboot, het meer op zouden gaan. Deze tocht vond ik minder spannend omdat het op een meer was en er dus geen golven zouden zijn. Ik probeerde er maar niet aan te denken dat dit het diepste meer van IJsland was. Omdat ijsbergen erg gevaarlijk zijn en ieder moment om kunnen draaien, waren we verplicht om gekke veiligheidspakken aan te doen. Hoewel we door het neongroen vast wel makkelijk te spotten zouden zijn als we in het water zouden vallen en we ook een stijlvol minimalistisch reddingsvest droegen, leek het me door zo’n zwaar pak wel moeilijk om er mee te zwemmen, maar ik heb al mijn zwemdiploma’s dus ik maakte me er niet echt druk om. 

Het bijzondere aan dit meer was dat het verbonden was met de zee door middel van een hele korte rivier van zo’n vierhonderd meter. Hierdoor zwommen er ook zeehonden in het meer, die af en toe lagen te zonnen op een ijsschots. Zo ook toen wij aan kwamen varen, de kapitein zette de motor uit waardoor we uiteindelijk slechts enkele meters van de ijshonden af waren en ze goed konden bestuderen. Uiteindelijk waren de zeehonden hun fotomodellenrol zat en doken ze weer het water in, wij gingen op onze beurt op volle kracht weer verder over het meer. De boten die ze op dit meer gebruiken kunnen allemaal megasnel wegvaren in het geval dat er een ijsberg omkeert en een gigantische golf veroorzaakt. Uiteindelijk kwamen we bij de gletsjer waar de ijsbergen vandaan kwamen, een soort muur gemaakt van ijs en as. Indrukwekkend om te zien, maar ook gevaarlijk: ieder moment zou er een stuk ijs kunnen afbreken dus we mochten niet te dichtbij komen. Het ijs was opgemaakt uit verschillende lagen, met hier en daar een zwarte streep ertussen. Omdat er op IJsland regelmatig vulkaanuitbarstingen zijn, is het dan ook niet gek dat er op veel plekken een laagje as zit, dat het beste te zien is op het ijs omdat het zo contrasteert met elkaar. 

Toen we weer terugkwamen van ons boottochtje was het alweer bijna tijd voor de volgende activiteit van de dag. ’s Middags stond er nog een wandeling op de planning in de buurt van onze camping. Ook hier waren we op zoek naar een aantal watervallen, maar alles eromheen was wel een beetje anders. Het begin van de wandelroute lag naast een andere camping, en het was dan ook niet verrassend dat er hier veel andere toeristen waren. Daarnaast waren deze paden aangelegd, en lag er her en der een rubberen mat. Fijn voor het bewandelen van steile stukken, maar wat minder fijn voor onze wandelstokken die er telkens in bleven steken. Al vrij snel kwamen we bij onze eerste waterval aan, omheind met een hekje en waar al een stuk of tien andere toeristen foto’s aan het maken waren. Niet dat wij iets anders van plan waren natuurlijk. De waterval, genaamd Svartifoss, was wederom bijzonder om te zien. Rondom en achter deze waterval stonden namelijk ook een aantal basaltkolommen die niet van onderaf maar van bovenaf leken te komen.

Svartifoss

Omdat het hier best wel druk was besloten we al snel om weer verder te lopen, waar gelukkig al vrij snel veel minder mensen waren. Op een gegeven moment kwamen we een kleine, ondiepe rivier tegen en we besloten een stukje van het pad af te dwalen om te zien waar de rivier heenging. Tot onze verbazing bleek deze al vrij snel in een waterval te veranderen en stonden wij van bovenaf te kijken hoe het water naar beneden denderde. Beide kanten van de rivier bestonden uit steen, maar de andere kant van waar wij waren was een groot, beklimbaar rotsblok dus natuurlijk moest ik daar ook nog even op klimmen. Jammer genoeg kon er geen foto van beneden af gemaakt worden en zijn de foto’s dus niet zo indrukwekkend, maar geloof me op mijn woord als ik vertel dat de afgrond vrij hoog was, ik schat zo’n twintig meter. Datzelfde rotsblok had een soort inham aan de onderkant waar je kon gaan staan, en zo direct uit het begin van de waterval kon drinken. Dat klinkt denk ik cooler (of misschien raarder) dan dat het daadwerkelijk was, maar toch was het leuk om te doen, en voornamelijk ook verfrissend want echt normaal uit een waterval drinken lukt natuurlijk niet. Het water was heerlijk en nu ik weer terug ben en weer gewoon Nederlands kraanwater moet drinken merk ik dat ik een beetje verwend ben geworden en stiekem verlang naar het water uit IJsland.

De tweede waterval is in het echt groter dan het hier lijkt

Inmiddels begon het al vrij laat te worden en we hadden behoorlijk trek gekregen, dus we besloten bij een wegrestaurant iets te eten. Omdat we deze avond niet meer hoefden te koken en dus ook niet hoefden af te wassen, hadden we nog de hele avond voor ons toen we terugkwamen. We zouden de volgende dag wel weer naar de volgende camping vertrekken, maar er stond pas ’s middags een activiteit op de planning dus we hoefden niet heel erg bijtijds op te staan. Dat kwam goed uit, want we wilden niet weer te vroeg gaan slapen en de kans om het noorderlicht een tweede keer te zien aan ons voorbij laten gaan. Dat kon dus maar één ding betekenen: spelletjesavond! Ondanks dat we allemaal maar één backpack bij ons hadden, hadden heel veel mensen een spel meegenomen en dus ging ook deze avond weer snel voorbij. Het noorderlicht liet het afweten, maar dat was eigenlijk maar goed ook want zo konden we eindelijk eens een nacht goed slapen.

Ellefta daginn

Op dag elf van de reis trokken we weer verder richting het westen, waar we één nacht in het dorp Vík í Mýrdal zouden blijven. Een mooi maar winderige camping waar we onze tenten langs een rotswand op mochten zetten. Bovenop die rotswand stond een typisch IJslandse, wit met rode kerk, waar wij verder niet heen zijn geweest maar die wel al heel snel naar voren komt als je foto’s over IJsland googelt. Nadat we de tenten hadden opgezet en boodschappen hadden gedaan, was het alweer tijd om te vertrekken naar de volgende locatie: de Sólheimajökull, waar we zouden gaan ijsklimmen.

Deze gletsjer is een uitloper van de Mýrdalsjökull, de op drie na grootste gletsjer van IJsland. De Sólheimajökull is de laatste jaren in de zomer steeds meer gaan smelten door de opwarming van de aarde en groeit ’s winters niet meer voldoende aan, waardoor er een grote lege vallei was waar we eerst doorheen moesten lopen voordat we bij de gletsjer aankwamen. Aan het begin van deze vallei stond een bord met ‘2010’ erop. Dit bord gaf aan waar het begin van de gletsjer was in die periode, en eromheen stonden de andere jaren met daarnaast het aantal meters dat de gletsjer in dat jaar was gesmolten. De enorme kale vlakte die achter het bord te zien was, met de gletsjer in de verte is heftig om te zien, zeker omdat de voorspelling is dat er over een aantal jaar misschien wel helemaal geen gletsjers meer zijn in dit gebied. We moesten na dit bord nog een kilometer lopen voordat we bij het ijs aankwamen.

Sólheimajökull

We hadden van tevoren een hele uitrusting gekregen bestaande uit stijgijzers, een pikhouweel en een soort harnas zodat we gezekerd konden worden, dat samenging met een minicursus, maar eenmaal op het ijs ging het toch wel even anders. Het lopen op stijgijzers gaat heel anders dan op normale schoenen, omdat je bij elke stap (of stamp eigenlijk) ervoor moet zorgen dat de pinnen aan de onderkant goed in het ijs zitten. Ondertussen ben je ook bezig om, met het pikhouweel als een soort wandelstok en houvast, ervoor te zorgen dat je niet valt of uitglijdt terwijl je probeert om bovenop de gletsjer te komen via een heel smal paadje. Ik denk dat we er zeker twee uur over hebben gedaan om boven te komen, terwijl we in totaal niet meer dan twee kilometer gelopen zullen hebben.

Eenmaal bovenop de gletsjer was het tijd om gelijk weer naar beneden te abseilen, deze keer zodat we konden gaan klimmen. De gidsen hadden drie punten voor ons uitgezocht met verschillende moeilijkheidsgraden, die wel alle drie voor beginners waren omdat wij allemaal geen tot weinig ervaring hadden. Er kon bij deze punten telkens één iemand tegelijk naar beneden onder toezicht van een gids en er kon nog één iemand anders gezekerd worden om foto’s te maken. Omdat ik met mezelf had afgesproken om mijn grenzen te verleggen en zo veel mogelijk te doen, wilde ik gelijk de moeilijkste proberen. Daarmee maakte ik het op die manier wel gelijk lastig voor mezelf. We hadden al wel heel even geoefend hoe we moesten klimmen (aan de voorkant van onze schoenen zaten twee punten die we in het ijs moesten slaan, vervolgens moesten we twee pikhouwelen boven ons in het ijs slaan, onze voeten één voor één losmaken en een stukje hoger in het ijs weer neerzetten, en zo door naar boven), maar in de praktijk ging het toch een stuk moeilijker. Het lukte me telkens maar niet om een stap hoger te zetten en ik deed er dan ook heel lang over om boven te komen.

Een uiterst gefocust gezicht

Toen het me na talloze pogingen eindelijk gelukt was om boven te komen, was ik er eigenlijk ook wel een beetje klaar mee. De klim had me zo ontzettend veel moeite gekost dat ik geen energie meer had om de andere twee klimpunten ook uit te proberen. Maar nadat ik een paar minuten op het ijs had gezeten en het koud begon te krijgen, kwam er een plek vrij om foto’s te maken bij het ‘makkelijkste’ klimpunt. Toen iedereen hiervan af was abgeseild begon ik toch een beetje spijt te krijgen dat ik maar één keer was gaan klimmen, en dus ben ik hier uiteindelijk toch ook maar vanaf gegaan. Deze klim ging een stuk makkelijker en hoewel het me nog steeds veel moeite kostte, zeker omdat ik al zo moe was na de eerste klim, ben ik blij dat ik toch nog een keer ben gegaan. De gids had ons de instructie gegeven om niet op onze knieën verder te gaan als we bijna boven waren, maar ik begon uitgeput te raken, dus dat deed ik stiekem toch. Ik heb de rest van de reis blauwe knieën gehad, maar dat was het helemaal waard.

Tólfti dagurinn

Dag twaalf was de laatste dag voordat we aan onze grote driedaagse trektocht, de Laugavegur, van zestig kilometer zouden beginnen. Deze dag was dan ook ingepland als rustdag, zonder lange wandelingen of grote activiteiten. Dat was wel fijn, want het ijsklimmen van de dag ervoor had ervoor gezorgd dat de meesten, waaronder ikzelf, wel een klein beetje spierpijn hadden. Vannacht zouden we, voor de extra rust en voorbereiding dan ook weer in een heel fijn huis slapen. We zaten nu aan de zuidkust van IJsland, een plek met veel bezienswaardigheden en toeristische trekpleisters, dus we zouden nog twee tussenstops maken en een poging doen om papegaaiduikers op te sporen. Daarna zouden we ons opsplitsen in twee groepen. De ene groep zou een aantal watervallen gaan bewonderen en de andere groep zou naar een vliegtuigwrak gaan, dat overigens ook voorkomt in de eerste aflevering van seizoen twaalf van Wie is de Mol. De watervallen lagen vlak naast de openbare weg, maar het vliegtuigwrak was niet zo toegankelijk: hier zat nog een wandeling over een zandvlakte van in totaal twee uur aan vast.

Het was weer prachtig weer toen we aankwamen bij de kust. Papegaaiduikers komen alleen aan land tijdens het broedseizoen van april tot augustus en omdat het al bijna september was, was de kans groot dat ze al weg zouden zijn. We kwamen aan op een plek die erom bekend stond een broedplek te zijn voor de puffins, maar toen we eenmaal op de kliffen stonden was er in geen velden of wegen een vogel te bekennen, afgezien van een aantal verdwaalde meeuwen. In de zee lagen een aantal eilandjes waar ze zich misschien wel konden bevinden, dus we hebben minutenlang staan staren om te zien of we een teken van leven zagen. Uiteindelijk zagen we op het verste eilandje iets bewegen, maar dat leken eerder pinguïns dan puffins. Na een korte zoekopdracht via Google kwamen we erachter dat dit waarschijnlijk alken waren. Deze vogels zijn wel familie van de papegaaiduikers maar dan een slag groter.

Teleurgesteld liepen we weer terug naar de auto, maar onderweg kwamen we mensen tegen die ons vertelden dat de puffins waarschijnlijk bij de vuurtoren even verderop zouden zitten. We sprongen direct in de auto en via een aantal heuvelachtige haarspeldbochten over een aantal slecht onderhouden grindwegen die ons bijna het leven kostten kwamen we bij de vuurtoren, gebouwd op een hoge klif. Niet alleen was dit een nog mooiere plek met fantastisch uitzicht, hier vlogen ook honderden papegaaiduikers ons om de oren. Ze vlogen af en aan naar de nesten die ze in de kliffen hadden gemaakt en we konden dan heel dichtbij komen. Dit deden ze op een hele gekke manier, puffins hebben hele korte vleugels waardoor het telkens leek alsof ze bijna neer zouden storten. Heel lang hebben we ze niet kunnen bestuderen, want na twintig minuten waren ze ineens bijna allemaal weg. We waren er dus net op tijd bij en we hadden alweer ontzettend geluk gehad.

Een papegaaiduiker op het nest

Omdat we met twee busjes en twee reisleiders waren, konden we ons makkelijk in twee groepen opsplitsen. Je zou misschien verwachten dat ik voor het vliegtuigwrak had gekozen, maar ik had me laten overtuigen om die wandeling niet te maken zo vlak voor de trektocht, onze reisleiders zouden ook niet meegaan naar het wrak en de wandelroute erheen was niet zo spannend. Veruit de meesten dachten er hetzelfde over, waardoor ons busje afgeladen vol zat en we gezellig knus op elkaars lip zaten. We zouden twee watervallen bezoeken die bijna direct naast elkaar lagen. Het idee van wéér watervallen bezoeken klonk in het begin niet zo denderend, ondanks dat ze natuurlijk heel mooi zijn, maar dat waren ze uiteindelijk wel. Voor de eerste waterval moesten we eerst onze regenkleding aandoen, omdat deze verstopt lag in een soort grot zonder plafond, die je alleen kon betreden door in een ondiep riviertje te lopen. De wanden waren bedekt met mos door alle mist die van de waterval afkwam en vlak daarvoor stond een enorme rots waardoor je als je erop klom, je bijna met je neus in de waterval terecht kwam. Heel mooi om te zien en ook het geluid dat er vanaf kwam was overweldigend.

De tweede waterval was een stukje makkelijker te vinden en daardoor ook een stuk drukker bezocht. Het leuke aan deze waterval was dat je er achterlangs kon lopen. En dat deden we dan ook. Ook hier was er weer een grote rots vlak naast de waterval waar een van ons zelfs een grote plens water over zich heen kreeg toen de wind plotseling draaide. Van gezellig kletsen was hier geen sprake, je kon elkaar nauwelijks verstaan door het lawaai dat deze bulderende waterval maakte. De zon begon te schijnen en er ontstonden prachtige regen- en mistbogen rondom de waterval.

Na het rondje om de waterval te hebben gelopen, was het weer tijd om de anderen op te zoeken. Er stond ons namelijk nog één taak te wachten voor vandaag: we moesten massa’s boodschappen doen. We waren met veertien man in totaal en we moesten nog voor zeven dagen eten inkopen, waarvan er drie heel intensief zouden zijn. Er was al een boodschappenlijst samengesteld, die we vervolgens in verschillende categorieën op hadden gedeeld, zodat we in groepjes heel snel alles bij elkaar zouden kunnen krijgen. Daar schrokken de IJslanders vast wel van, zoveel mensen in hun supermarkt die vervolgens in een mum van tijd de hele winkel leeg kochten.

We hadden drie huisjes gereserveerd, twee kleine huisjes voor drie personen en een grote villa voor acht. Dat we zo’n groot huis hadden was heel fijn, het huisje had een wasmachine, droger en een vaatwasmachine. Van deze luxe hadden we al twee weken lang vrijwel geen gebruik van kunnen maken, dus dit was het uitgelezen moment om alles even goed schoon te maken. Vooral de wasmachine en droger kregen het zwaar te verduren en hebben denk ik vrijwel non-stop gedraaid. Het was nog steeds fantastisch weer, dus vanavond zouden we gaan barbecueën. We wilden er een feestmaal van maken, het huisje had een wafelijzer dus daar hadden we ingrediënten voor in huis gehaald. Maar na de barbecue zaten we zo vol dat we daar helemaal geen trek meer in hadden. Maar dit was het enige moment waar we ze konden maken en dus ontstond het idee om dit de volgende dag dan maar te eten, samen met de drie bakken ijs die we gekocht hadden. Hierna zouden we geen vriezer mee hebben dus het moest en zou op. De volgende ochtend zouden we weer vroeg op moeten staan en dus ontstond het plan dat we dan wel de wafels alvast zouden bakken. Dat werd mijn taak. Terwijl de rest druk bezig was met het sorteren van de boodschappen en het inpakken van de tassen zat ik op mijn dooie gemak buiten op de veranda wafels te bakken. 

Nadat het beslag op was en ik een stuk of twintig wafels had gemaakt, was het voor mij ook tijd om mijn tas in te pakken. We hadden allemaal een flightbag en een backpack bij ons, de flightbag zou in de busjes blijven, de backpack zou meegaan op de trektocht. Tijdens de vlucht van naar IJsland paste alles al nauwelijks in één tas, maar nu alles in twee tassen zat kon ik me niet voorstellen dat het straks tijdens de vlucht terug ook weer zou lukken. Maar goed, dat was een zorg voor later. Voor nu had ik een backpack met zo min mogelijk spullen die we gelukkig niet mee zouden hoeven nemen tijdens de trektocht, maar die door iemand naar de campings tussen de verschillende etappes zou worden gebracht. Inmiddels was het al vrij laat geworden dus ik ging als de wiedeweerga slapen zodat ik de volgende ochtend weer fris en fruitig aan een lange, slopende wandeltocht kon beginnen.

Bedankt voor het lezen van deel twee van drie van de serie over mijn reis door IJsland, in het volgende deel zal ik uitgebreid beschrijven hoe de wandeltocht verliep, hoe het was in Reykjavik, en nog veel meer. Lees deel drie hier en volg ons op Instagram om op de hoogte te blijven van andere artikelen die nog zullen worden gepubliceerd.

Geschreven door